- De Belastingdienst gaat niet voorin de rij van schuldeisers staan van gezonde bedrijven die door de coronacrisis in de problemen zijn gekomen.
- Door de terughoudendheid van de fiscus hoopt het kabinet dat er sneller oplossingen worden gevonden voor de schulden van in de kern gezonde bedrijven.
- Werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland juichen de soepeler houding van de Belastingdienst toe.
De Belastingdienst staat niet meer vooraan in de rij van schuldeisers wanneer gezonde ondernemingen, ondanks alle steunmaatregelen, door corona toch zo diep in de problemen komen dat een schuldsanering nodig is. Op die manier hoopt het demissionaire kabinet te bevorderen dat er voor deze bedrijven snel een oplossing komt.
De overheid heeft tijdens de coronacrisis met steunpakketten en belastinguitstel geprobeerd zoveel mogelijk bedrijven overeind te houden. Maar nu de meeste gezondheidsmaatregelen zijn opgeheven, stopt de steun en moeten ondernemers weer gewoon belasting betalen. En vanaf volgend jaar moeten zij eventuele belastingschulden aflossen. Zij hebben daar vijf jaar de tijd voor. Het kabinet verwacht dat dit voor het overgrote deel voldoende tijd is.
Als een in de kern gezond bedrijf het desondanks niet redt, kan het in een schuldsaneringstraject belanden. De Belastingdienst is dan normaal gesproken de schuldeiser die het grootste deel van zijn openstaande vordering alsnog krijgt. Maar die zogenoemde preferente positie kan de fiscus nu tijdelijk opgeven. Dat moet de kans vergroten dat er een akkoord komt over gedeeltelijke kwijtschelding met alle schuldeisers.
Werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland juichen de soepelere houding van de Belastingdienst toe. Die maakt het voor private schuldeisers namelijk aantrekkelijker om in te stemmen met een akkoord, omdat zij relatief minder hoeven op te offeren. De lobbyclubs voor het bedrijfsleven vinden tegelijkertijd dat het kabinet meer kan doen voor ondernemers die met hoge schulden kampen. “Zo moet het eenvoudiger worden om te stoppen en moet worden voorkomen dat ze bij faillissement van hun bedrijf ook privé alles kwijtraken.”