Je spaart of belegt en hebt een blauwe envelop op de mat gekregen met de mededeling dat je eventueel te veel betaalde vermogensbelasting kan terugvorderen voor spaargeld en beleggingen. Of dit daadwerkelijk goed nieuws is, valt te bezien.

De brief van de Belastingdienst heeft alles te maken met de uitspraak van de Hoge Raad afgelopen juni, die luidde dat de manier waarop de Nederlandse overheid vermogensbelasting heft, nog steeds niet door de beugel kan.

Burgers moeten te veel betaalde vermogensbelasting kunnen terugvorderen, aldus het oordeel van de Hoge Raad.

Nederlanders betalen vermogensbelasting in box 3. Hieronder vallen spaargeld en beleggingen. De tweede categorie omvat bijvoorbeeld aandelen, obligaties, een tweede huis, cryptovaluta, maar ook een lening die verstrekt is aan bijvoorbeeld een familielid in de vorm van een familiehypotheek.

Kort gezegd werkt het als volgt: je betaalt geen belasting over je vermogen, maar over het rendement op vermogen. Om het rendement te berekenen hanteert de fiscus sinds 2001 een fictief percentage aan rendement. Over het bedrag aan rendement betaal je vervolgens belasting.

En daar wringt het, want het fictieve rendement strookt niet altijd met het werkelijke rendement.

Zo is de gemiddelde spaarrente sinds 2003 niet boven de 4 procent uitgekomen. Dikke kans dat je het veronderstelde rendement van 4 procent dat de fiscus tot 2017 hanteerde, niet haalde als je alleen spaarde. In dat geval betaalde je belasting over rendement dat je niet had behaald.

Hoge Raad: burgers moeten te veel betaalde belasting kunnen terugvorderen

In 2017 werd een methode ingevoerd die onderscheid maakt tussen verschillende vermogensbestanddelen. Het fictieve tarief op spaargeld was hierbij lager dan het fictieve tarief op beleggingen en overige bezittingen.

Bij deze methode waren niet alleen de rendementen fictief, maar ook de verdeling van het vermogen. De fiscus ging er bij een kleiner vermogen van uit dat je meer spaart dan belegt, en bij een groter vermogen andersom.

Bestond je vermogen volledig uit spaargeld, dan kreeg je toch het hoge fictieve rendement voor beleggingen en overige bezittingen voor de kiezen, waardoor je dus over een hoger rendement belasting betaalde dan je daadwerkelijk had behaald.

De Hoge Raad oordeelde in 2021 dat deze methode in strijd was met het Europees Verdrag tot bescherming van Rechten van de Mens, waarop de overheid met een weer een nieuwe methode op de proppen kwam.

Hierbij werd de fictieve vermogensverdeling geschrapt, terwijl de fictieve rendementen voor enerzijds spaargeld en anderzijds beleggingen en overige bezittingen bleven gehandhaafd.

In 2021 ging het om 0,01 procent rendement op bank- en spaartegoeden en 5,69 procent op beleggingen en andere bezittingen, daarover werd dan 31 procent belasting geheven. “We gebruiken fictieve rendementspercentages die dichtbij de werkelijke rendementspercentages liggen”, aldus de fiscus.

Maar de fictieve rendementen bleven in doorn in het oog van belastingbetalers en de Hoge Raad. De Raad oordeelde afgelopen juni dat de vermogensrendementsheffing nog steeds oneerlijk is en dat burgers te veel betaalde belasting moeten kunnen terugvorderen.

Vandaar dat de Belastingdienst brieven heeft gestuurd aan mensen die hiervoor in aanmerking komen. Heb je een brief gekregen, dan kun je alsnog het werkelijke rendement opgeven. Komt dit lager uit dan het fictieve rendement, dan heb je recht op compensatie.

Addertje: heffingsvrije vermogen telt niet mee bij werkelijk rendement

Dat klinkt mooi, maar er zit een addertje onder het gras. De Hoge Raad heeft namelijk bepaald hoe het werkelijke rendement moet worden berekend. Een belangrijke regel is dat het “gehele vermogen” moet worden meegenomen.

Met andere woorden: er geldt bij de berekening van de Hoge Raad géén heffingsvrij vermogen.  

In 2024 is het heffingsvrij vermogen 57.000 euro, en het dubbele met partner (114.000 euro). Dat bedrag mag je dus van het belastbare vermogen aftrekken bij de methode met fictieve rendementen, maar niet bij rekenmethode van de Hoge Raad met werkelijke rendementen.

Daarmee is het voor relatief kleine vermogens maar de vraag of werkelijke rendementen gunstiger uitpakken dan fictieve rendementen.

Business Insider vroeg expert vermogensplanning Peter Beets van ABN Amro MeesPierson om een vergelijking te maken tussen de methode met fictieve rendementen en de rekenmethode die de Hoge Raad aanbeveelt.

Hierbij gaan we uit van vermogens van respectievelijk 100.000 euro en 170.000 euro. In beide gevallen staat er 20.000 op een spaarrekening. De rest, dus in het ene geval 80.000 euro en in het andere 150.000 euro, is uitgeleend aan een familielid als hypotheeklening. Voor de fiscus valt zo'n familielening in de categorie 'beleggingen', zodat het hogere fictieve rendement voor deze categorie van toepassing is.

We nemen aan dat de vaste rente op de familielening altijd lager is dan het fictieve rendement, zodat het in theorie interessant wordt om compensatie te vragen. Wat de werkelijke rente betreft kijken we ook naar het verschil dat optreedt, als rente op de lening 1,8 procent of 4 procent is.

We rekenen wat de fictieve rendementen betreft met de percentages voor 2024. Voor spaargeld is het fictieve rendement voorlopig vastgesteld op 1,03 procent Het fictief rendement op beleggingen (waaronder dus een lening aan een familielid) is voor dit jaar vastgesteld op 6,04 procent. Over het rendement wordt 36 procent belasting geheven.

Bij de methode van de Hoge Raad wordt de te betalen belasting berekend over het werkelijke rendement op spaargeld en beleggingen, maar het heffingsvrije vermogen telt dus niet mee.

Vermogensplanner Beets heeft berekend hoe de verschillende methoden uitpakken. Daarbij is voor de vermogens van respectievelijk 100.000 euro en 170.000 euro gekeken wat de te betalen belasting is in drie situaties:

  • Belasting op basis van de fictieve rendementen voor een belastingplichtige zonder fiscale partner (vrijstelling: 57.000 euro).
  • Belasting op basis van fictieve rendementen voor een belastingplichtige met fiscaal partner (vrijstelling: 114.000 euro).
  • Belasting op basis van de methode van de Hoge Raad voor de berekening van het werkelijke rendement (geen heffingsvrij vermogen).

Te betalen belasting bij €100.000 vermogen

We beginnen met het vermogen van 100.000 euro. We rekenen standaard met de hierboven genoemde fictieve rendementen van 1,03 procent voor sparen en 6,04 procent voor beleggingen voor het fiscale jaar 2024.

In het eerste voorbeeld zit de werkelijke spaarrente op 1,2 procent en de werkelijke rente op de familielening op 1,8 procent. In het tweede voorbeeld is alleen de rente op de familielening gewijzigd naar 4 procent.

Op basis van deze aannames rollen er vervolgens bedragen uit voor de te betalen belasting.

Te zien is dat een belastingplichtige zonder fiscaal partner 779 euro belasting moet betalen bij een fictief rendement van 1,03 procent op spaargeld en 6,04 procent op beleggingen.

Een stel dat fiscaal partner is, hoeft in dit geval geen belasting te betalen, omdat hun vermogen niet boven het heffingsvrije grens van 114.000 euro uitkomt.

De berekening met werkelijke rendementen op basis van de methode van de Hoge raad met 1,2 procent rente op spaargeld en 1,8 procent op de familielening komt uit op 604 euro.

Daarmee is de alleenstaande beter af op basis van de berekening met het werkelijke rendement, maar hebben fiscale partners meer baat bij het fictieve rendement met het dubbele heffingsvrije vermogen, waardoor ze geen belasting betalen bij de berekening met het fictieve rendement.

Als het werkelijke rendement op de familielening niet 1,8 procent maar 4 procent bedraagt, moet er 1.238 euro belasting worden betaald. In die situatie is zowel de alleenstaande als het stel beter af met fictieve rendementen.

Te betalen belasting bij €170.000 vermogen

Hoe pakt dat uit als het vermogen groter is?

Vermogensplanner Beets van ABN AMRO MeesPierson heeft ook berekend hoe de bovenstaande sommetjes uitpakken als de lening aan het familielid niet 80.000 euro maar 150.000 euro bedraagt. Als je alle overige aannames gelijk houdt, komt daar het volgende uit.

De onderstaande tabellen tonen de uitkomsten in de twee situaties, met als enige verschil dat de werkelijke rente op de lening in het eerste geval 1,8 procent is en in het tweede geval 4 procent.

Te zien is dat de rekenmethode van de Hoge Raad op basis van het werkelijke rendement gunstiger uitpakt als de rente op de verstrekte lening 1,8 procent bedraagt met een grotere lening van 150.000 euro. Het gat met het fictieve rendement van 6,04 procent is dan immers het grootst. De te betalen belasting is in dit geval 1.058 euro.

Zonder fiscaal partner ben je op basis van het fictieve rendement in dit geval 2.217 euro aan belasting kwijt, terwijl dat bij de methode op basis van het werkelijke rendement ruim de helft minder is. Voor fiscale partners is het verschil minder groot, want die zijn op basis van het fictieve rendement 1.098 euro belasting verschuldigd, een paar tientjes meer dan op basis van het werkelijke rendement.

Bij een werkelijke rente van 4 procent op de verstrekte lening wordt het verschil met het fictieve rendement van 6,04 procent weer wat kleiner. Het gevolg is dat de rekenmethode van de Hoge Raad ongunstiger uitpakt. De verschuldigde belasting is in dit geval 2.246 euro.

De berekening op basis van het fictieve rendement levert voor fiscale partners in dit laatste voorbeeld ruim 1.100 euro minder belasting op. Voor de belastingplichtige zonder fiscaal partner gaat het om een paar tientjes voordeel.

In het eerste voorbeeld met 100.000 euro vermogen is de berekening met fictieve rendementen dus gunstig voor de fiscale partners ten opzichte van rekenmethode voor het werkelijke rendement, ook al ligt het werkelijke rendement lager. Het effect van het heffingsvrije vermogen dat meetelt bij fictieve rendementen is hier overheersend. Voor de belastingplichtige zonder fiscaal partner is de methode op basis van het werkelijke rendement alleen interessant als dit fors lager is dan het fictieve rendement.

Bij een groter vermogen van 170.000 euro, waarbij een groter deel in de categorie beleggingen valt, heeft het heffingsvrije vermogen minder effect. Wel blijft het gat tussen het fictieve rendement en het werkelijke rendement van belang. Alleen als dat relatief groot is, levert de rekenmethode op basis van het werkelijke rendement voordeel op.

Kom je in aanmerking voor compensatie van te veel betaalde vermogensbelasting, dan is de grootte van je vermogen dus van belang in verband met het heffingsvrije vermogen. Daarnaast maakt het uit of het werkelijke rendement slechts een beetje lager is dan het fictieve rendement van de fiscus, of fors lager.

LEES OOK: Cashen met bitcoin of andere crypto’s? Let op bij vermogensbelasting in box 3, want fiscus let op ‘peildatumarbitrage’