- De cao-lonen zijn afgelopen jaar fors gestegen, blijkt uit een analyse van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
- De gemiddelde loonstijging van 3 procent is hoger dan de inflatie.
- Voor 2021 lijkt het er vooralsnog op of de cao-lonen een stuk minder hard gaan stijgen.
Werknemers die vallen onder een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) hebben hun loon in 2020 ondanks de coronacrisis het meest zien stijgen in twaalf jaar.
Driekwart van de cao’s was al begin vorig jaar afgesloten, nog net voor het economische tij keerde vanwege de eerste lockdown. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
De cao-lonen stegen vorig jaar met 3 procent. In 2008 was de stijging voor het laatst hoger. Toen gingen deze lonen met 3,3 procent omhoog.
De salarissen van werknemers onder een cao zijn meer gestegen dan de inflatie, die in de eerste elf maanden van vorig jaar 1,3 procent bedroeg. Dat betekent dat ze ook meer konden kopen van het ontvangen loon.
Werknemers in de industrie gingen er het meest op vooruit, met een gemiddelde stijging van 3,8 procent. Dat komt vooral omdat de lonen zijn verhoogd in twee metaalcao's. De stijging was het kleinst in de landbouw, bosbouw en visserij.
Deze cijfers zijn voorlopig omdat de statistici nog niet alle gegevens over de cao's hebben kunnen onderzoeken.
Loongroei cao’s blijft dit jaar achter
Ondertussen gaat het verwachte economische herstel na de coronacrisis dit jaar nog niet gepaard met een sterke groei van de lonen.
De contractlonen stijgen dit jaar vooralsnog gemiddeld met 1,21 procent. Dat blijkt uit een analyse van werkgeversorganisatie AWVN van 26 reeds afgesloten cao’s, die heel het jaar van kracht blijven.
In grotere cao’s met veel werknemers stijgen de lonen minder dan in kleinere. Acht van de 26 cao’s zitten op de nullijn.
AWVN ziet verder een tweedeling: bij bedrijven waar het slecht gaat, blijft de loonstijging laag of uit, maar bedrijven waar het wel goed gaat, komt de loonstijging boven de inflatie uit. Aan de stijging van de cao-lonen is ook af te lezen dat het in de industrie beter gaat dan in de dienstensector.
In het geval van geen of een beperkte loonstijging blijven werkgevers investeren in de medewerkers, maar dan op een andere manier. Bijvoorbeeld in de vorm van een hoger persoonlijk budget, tijdelijk meer vrije dagen, een vorm van baangarantie of een eenmalige uitkering, aldus AWVN.