Hoge inkomens voelen de verhoging van het algemene btw-tarief meer dan lage inkomens, omdat ze relatief veel uitgaven doen die onder het hoge tarief vallen. 

Dat concludeert het Economisch Bureau van ING dinsdag in een analyse van de
btw-verhoging die per 1 oktober ingaat.

Het algemene btw-tarief stijgt van 19 naar 21 procent, terwijl het lagere
6-procentstarief gelijk blijft. Onder dat laatste tarief vallen onder meer
etenswaren en drinken, zaken waar lagere inkomens relatief meer aan
uitgeven.

In 2013 is een gemiddeld huishouden volgens de economen van ING 180 euro
duurder uit door de btw-verhoging. Een jaar later is dat 330 euro. De
economen van ING houden hierbij rekening met een gefaseerde doorberekening
van de btw-verhoging door bedrijven.

Btw-verhoging en inkomen

De 25 procent hoogste inkomens hadden in 2010 gemiddeld 49.600 euro te
besteden. Van de daadwerkelijke uitgaven kwam 3.395 euro voor rekening van
het hoge btw-tarief en 600 euro voor het lage btw-tarief. Per besteedbare
euro euro ging 6,84 cent op aan het hoge btw-tarief en 1,21 cent aan het
lage btw-tarief. Bij elkaar 8,05 per besteedbare euro.

De 25 procent laagste inkomens hadden in 2010 gemiddeld 20.700 euro te
besteden. Van de daadwerkelijke uitgaven kwam 1.310 euro voor rekening van
het hoge btw-tarief en 255 euro voor het 6-procentstarief. Per daadwerkelijk
uitgegeven euro ging het respectievelijk om 6,33 cent en 1,23 cent. Bij
elkaar 7,56 cent per besteedbare euro.

"Omdat de uitgaven van de hoogste inkomens zo'n 8 procent btw-intensiever
zijn dan die van lage inkomens, als je naar het hoge tarief kijkt, merken de
hoogste inkomens ook het meest van de btw-verhoging van 19 naar 21 procent",
licht econoom Charles Kalshoven van het Economisch Bureau van ING toe.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl