Een eventueel vertrek van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de Europese Unie kost Nederland in de periode tot 2030 maximaal 10 miljard euro.

Nederland is een voorname handelspartner van de Britten en wordt daardoor harder geraakt dan andere EU-landen. Dat constateert het Centraal Planbureau (CPB) donderdag in een doorrekening van de kosten van een zogenoemde Brexit.

De miljardentegenvaller is een gevolg van teruglopende handel door onzekerheid bij bedrijven. Het bedrag komt neer op een economisch verlies van 1,2 procent van het bruto binnenlands product tot 2030. De teruglopende handel kan ook leiden tot minder innovatie. In dat geval is de schade volgens het CPB nog 65 procent groter.

Zwaarst getroffen sectoren

Vooral de sectoren chemie, kunststof en rubber, elektronica, metaal en de voedingsmiddelen- en automobielindustrie zullen worden getroffen door een Brexit. Als de Britten in het referendum op 23 juni voor afscheiding van de EU stemmen dan gaan deze sectoren er 5 procent op achteruit.

Het CPB merkt op dat Nederland de negatieve impact van een Brexit kan beperken als een vrijhandelsverdrag met het Verenigd Koninkrijk wordt gesloten. In dat geval pakt de schade 20 procent lager uit.

Doorvoer

In een rapport van kredietbeoordelaar S&P staat Nederland op de zesde plaats in een ranglijst van landen die te lijden krijgen onder een Brexit. Buurland Ierland krijgt het het zwaarst te verduren. Verder krijgen Malta, Luxemburg, Cyprus, Zwitserland en België het zwaarder voor de kiezen dan Nederland.

Volgens S&P moet het risico voor Nederland vanwege de nauwe handelsband met het Verenigd Koninkrijk niet overschat worden, omdat een aanzienlijk deel van de handel doorvoer betreft. Bovendien laat S&P de vele brievenbusfirma's in Nederland zo veel mogelijk buiten beschouwing, omdat hun geld uiteindelijk niet in Nederland terechtkomt.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl