Het lijkt alsof de Britse economie alweer opkrabbelt, maar dat is volgens de Amerikaanse econoom Tyler Cowen bedrog. De kosten voor de Brexit komen uit op zeker 6.600 euro per Brit.

De Britten tellen hun zegeningen: de klap na de Brexit lijkt mee te vallen, nu maakindustrie en dienstensector goede cijfers laten zien – in het laatste geval zelfs een recordgroei. Het pond is gestegen in de laatste weken, ten op zichte van de euro, en lijkt goede moed te hebben.

Maar de constatering dat een recessie daarmee afgewend is en een ‘snelle Brexit’ mogelijk, is volgens de Amerikaanse econoom Tyler Cowen ‘gebaseerd op verkeerde economische redeneringen’. Dat schrijft hij in een column bij Bloomberg.

Cowen is een vermaard econoom. Hij schrijft een column voor The New York Times en draagt regelmatig bij aan het wereldwijde economische debat via andere gerenommeerde kranten. Zijn eigen blog is te lezen op Marginal Revolution.

‘Veel langzamer voelbaar’

Dat de Britse economie niet meer afstevent op een recessie is niet per se een kenmerk van een pijnloze Brexit, betoogt Cowen. “Landen kunnen economische schade op verschillende manieren betalen, of dat nu de vorm van een recessie aanneemt of niet. De term ‘recessie’ is een artefact uit de macro-economie en formeel is een recessie een opeenvolging van twee of meer kwartalen met een krimpend BBP. De meeste verliezen van de Brexit zullen veel langzamer voelbaar worden, hoewel ze tegelijkertijd waarschijnlijk kostbaarder zullen zijn dan ‘slechts’ een recessie.”

De pijn zit hem deels in het feit dat niemand echt rekening hield met een Brexit. Daarom was de klap zo groot toen een meerderheid van de Britten aangaf zonder Europese Unie verder te willen: het contrast met de verwachtingen van het referendum was enorm. Dat heeft het debat sterk beïnvloed, want de koersdalingen zijn het nieuws gaan beheersen. Met nieuwe positieve data, lijkt het tij gekeerd.

Het pond staat nog steeds laag ten opzichte van de euro, 9 procent om precies te zijn, vergeleken met voor het Brexit-referendum. Uiteindelijk verwacht Cowen dat het pond structureel 10 procent van z'n waarde zal verliezen. Hij berekent vervolgens dat dat vooral gevolgen heeft voor buitenlandse activiteiten van Britse bedrijven en de overheid, omdat een binnenlands kopje koffie nog net zoveel kost als voor het referendum.

'6.600 euro per Brit'

"Maar de import is goed voor ongeveer 30 procent van het Britse BBP. (...) Het is plausibel op de lange termijn dat die 30 procent 10 procent duurder wordt vanwege de zwakkere Britse munt. 30 procent van 12 biljoen [het Britse BBP, red.] is 3,6 biljoen. 10 procent daarvan is 360 miljard pond oftewel 5.625 pond (6.600 euro) per hoofd van de bevolking, een dure prijs voor de Brexit-stem."

360 miljard pond, overigens, is 19 procent van het Britse BBP in 2015. Weinig recessies zijn zo diep. "De werkelijke kosten zullen in feite hoger zijn omdat toekomstige verdiensten ook minder waard zullen zijn."

Al met al betoogt Cowen: kijk vooral naar de langere termijn. De goede cijfers op de korte termijn zeggen maar weinig over de kosten die de Brexit in de toekomst zal opleveren. Zeker omdat het vertrek uit de EU nog lang geen feit is.

 

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl