BP’s ongeluk met boorplatform Deepwater Horizon is dagelijkse kost voor media
in de hele wereld.
Elk snippertje nieuws rond de fotogenieke olieramp in de Golf van Mexico wordt
breed uitgemeten.
Sommige zaken hebben echter meer invloed op de toekomst van het Britse
energieconcern, de olie-industrie en de energiepolitiek van de VS dan
andere. Wat verdient aandacht en wat niet?
1) Het lek
BP
strooit graag met cijfers over de hoeveelheid olie die op dagbasis wordt
opgevangen in de diepzee bij het lek (vijftienduizend vaten op 12 juni) en
opruimacties. Ook wijst het concern op het aantal schepen dat betrokken is
bij schoonmaakacties (zestienhonderd begin juni) en de aantallen claims (51
duizend per 14 juni). Maar zolang er significante hoeveelheden olie uit het
lek stromen, helpen dergelijke feitjes weinig om de reputatieschade in te
dammen. Eerst moet het lek dicht.
Publicitair dodelijk zijn BP's uitspraken over de slagingskans van pogingen om
het lek te dichten. Zo sprak topman Tony Hayward op 24 mei van een kans van
60 tot 70 procent dat operatie Top Kill (modder en golfballen erin) zou
slagen. Dat maakte de mislukking van Top Kill extra pijnlijk.
Ook BP's relatief lage schattingen over de oliestroom pakken nadelig uit.
Slechts vijfduizend vaten per dag zouden er uit de diepzee-installatie
vloeien, stelde BP in eerste instantie. Amerikaanse experts houden het
inmiddels op 20 tot 40 duizend vaten per dag, waarmee de ramp met Deepwater
Horizon historisch de grootste is in de VS en waarschijnlijk goed voor een
top-5 positie op wereldniveau.
Schijnbare onderschatting van de ernst en omvang van de ramp, verhogen in de
VS het irritatieniveau over BP en daarmee de kans dat politici hard willen
terugslaan.
2) Kosten van de ramp: schermen met miljarden
BP
meldt braaf de dagstand van de kosten
van de olieramp - 1,6 miljard dollar per 14 juni. Hoewel in absolute zin
een groot bedrag, stelt dit voor de Britse energiegigant weinig voor.
Afgelopen jaar maakte het concern 14 miljard dollar winst.
Ook de discussie over de vraag of BP het dividend voor aandeelhouders moet
opschorten, en de eis van Amerikaanse senatoren dat BP alvast 20
miljard dollar stort in een schadefonds, zijn hoofdzakelijk politiek
gedreven. Probleem voor president Obama is dat hij, zolang de olie stroomt,
machteloos moet toekijken hoe BP het ervan af brengt.
Om de schijn van daadkracht op te houden, ligt het voor de hand dat Obama
aanstaande woensdag 16 juni in een gesprek met het topmanagement van BP de
opschorting van de dividendbetaling als offer eist. Dat is een extra tikje
voor aandeelhouders - waaronder veel Britse pensioenfondsen en particulieren
- maar stelt weinig voor vergeleken met de koersdaling van 45 procent die
BP-beleggers sinds 20 april achter de kiezen hebben. Zie
Z24 Beurs: koers BP
De uiteindelijke hoogte van de rekening, inclusief schadeclaims en
boetebetalingen is uiteraard wel van belang. Maar ook hier past enige
relativering. Een bedrag dat veel wordt genoemd is een schatting van 37
miljard dollar van zakenbank Credit Suisse. Dat is veel geld, maar niet
onbehapbaar voor BP. Zeker als in aanmerking wordt genomen dat het concern
eind 2009 voor 236 miljard dollar aan bezittingen op de balans had staan en
met verkoop van olie- en gasvelden de benodigde miljarden kan ophalen.
3) Het bestuur van BP
Een
veel besproken thema is de positie van BP's bestuursvoorzitter Tony Hayward,
'de meest gehate man van Amerika'. De in 2007 aangetreden geoloog moest BP's
reputatie op het gebied van veiligheid opvijzelen, na een reeks incidenten,
waaronder een grote explosie in een raffinaderij in Texas, waarbij vijftien
doden vielen.
BP heeft ervoor gekozen Hayward vol in de schijnwerpers te zetten als 'hands
on'-rampenbestrijder. Door een reeks ondiplomatieke uitspraken - het olielek
is volgens Hayward relatief klein vergeleken met het watervolume van de Golf
van Mexico - is Haywards positie wankel. Toch is dit niet per se een
probleem. Een goed getimede managementwissel waarbij Hayward als kop van jut
fungeert, en vervolgens wordt vervangen door een onbesmette nieuwe topman,
kan zelfs gunstig uitpakken.
Strategisch telt zwaar in hoeverre het management van BP door de olieramp
afgeleid is van het dagelijkse bestuur van de onderneming, en daardoor
kansen laat liggen bij het afsluiten van deals voor nieuwe olie- en
gaswinningsprojecten. BP's concurrentiepositie tegenover grote rivalen als
Shell en Exxon kan hierdoor verzwakken. BP heeft bijvoorbeeld sinds 20 april
geen grote aankondigingen meer gedaan met betrekking tot de olie- en
gasportefeuille, terwijl Shell eind mei voor 4,7 miljard dollar rechten op
onconventionele gasvoorraden in de Noord-Amerika verwierf.
4) Straffen voor BP
De
olieramp in de Golf van Mexico is onderwerp van feitenonderzoek, en tegen BP
zijn ook juridische procedures in gang gezet. Daarbij wordt volop
gespeculeerd over maatregelen en sancties die BP en andere
oliemaatschappijen kunnen treffen.
Vrijwel zeker komen er strengere veiligheidseisen in de VS ten aanzien van
boorinstallaties in de diepzee. Maar concurrenten
van BP - waaronder Exxon, Shell, Chevron en ConocoPhillips - voeren
vandaag bij een hoorzitting in de VS aan dat zij al grotendeels aan de
strengste veiligheidseisen voldoen, met als implicatie dat BP een
buitenbeentje was.
Echt pijnlijk wordt het voor BP, als het Amerikaanse Congres aanstuurt op
maatregelen om BP's toekomstige verdiencapaciteit te beknotten. Bijvoorbeeld
door uitsluiting bij de aanbesteding van overheidscontracten, of een
boorverbod voor de diepzee. Een dergelijke smet op de reputatie kan voor
overheden elders in de wereld reden zijn om BP eveneens te mijden, waardoor
het concern vleugellam raakt.
De onzekerheid omtrent eventuele inperking van BP's mogelijkheden om nieuwe
winningslicenties te verwerven, verklaart ook mede waarom het verlies in
beurswaarde sinds 20 april (82 miljard dollar of 67 miljard euro) veel
groter is dan schattingen van de schade- en claimkosten.
5) Obama's oliepolitiek
Eind
mei verlengde president Obama een moratorium op nieuwe booractiviteiten voor
olie en gas in Amerikaanse wateren gedurende zes maanden. Daardoor kan
bijvoorbeeld Shell deze zomer niet starten met geplande boringen in het
zeegebied bij Alaska.
Zolang sprake is van uitstel maar geen afstel, heeft de verlenging van het
moratorium niet veel om handen. Er zijn bijvoorbeeld nog geen tekenen dat
Obama nieuwe winningsactiviteiten in de Golf van Mexico voor langere tijd
wil blokkeren. Dilemma voor de president is dat de Golf, met een
dagproductie van 1,7 miljoen vaten, goed is voor een derde van de eigen
oliewinning van de VS. Alternatieven zijn niet zomaar voor handen.
Obama kan uiteindelijk wel voor een gedeeltelijke beperking van nieuwe
boringen kiezen, om critici tegemoet te komen. Bijvoorbeeld door nieuwe
exploratie-activiteiten wel toe te staan in de Golf van Mexico, maar niet in
de ijszee bij Alaska. Een dergelijke maatregel zou niet alleen BP, maar ook
andere olie- en gasbedrijven treffen.
6) Obama's energiepolitiek
In
een interview met de website Politico gaf Obama maandag 13 juni aan dat de
olieramp van BP een breukpunt markeert in de Amerikaanse energiepolitiek,
net zoals de terreuraanslagen van 11 september 2001 een omslag betekenden in
de buitenlandse politiek. De suggestie van een versnelde omslag naar
duurzame energievormen werd eerder gedaan, maar betekent weinig zolang
concrete maatregelen uitblijven.
Een andere energiepolitiek krijgt pas betekenis als Obama het verbruik van
fossiele brandstoffen met fiscale prikkels aanpakt. Bijvoorbeeld door de
accijns op benzine en diesel te verhogen in de VS, of een belasting op
CO2-uitstoot in te voeren, dan wel via forse investeringen in de
infrastructuur voor elektrisch rijden. Dergelijke maatregelen kunnen
grensverleggend werken, maar vragen wel politieke slagkracht.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl