- Boerenorganisatie LTO Nederland heeft het tij mee: zowel wat betreft de invloed op de nieuwe coalitie van PVV, NSC, VVD en BBB, alsook in Brussel.
- Met de Europese verkiezingen van begin juni in aantocht wordt het onder meer spannend wat er daarna overblijft van de Europese Green Deal.
- “Sinds de opkomst van de BBB in Nederland is de grootste groep in het Europese Parlement, de EVP, veel voorzichtiger geworden”, signaleert internationaal adviseur Klaas Johan Osinga van LTO Nederland tegenover Business Insider.
- Lees ook: Dit zijn 12 belangrijke punten uit het regeerakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB: lager eigen risico en lastenverlichting, bezuinigen op milieusubsidies
Geen brancheorganisatie heeft de kansen voor de eigen achterban zo doen keren in het afgelopen jaar als LTO Nederland. Ze had aanzienlijke inbreng bij de landbouwparagraaf van het hoofdlijnenakkoord van de nieuwe coalitie van PVV, NSC, VVD en BBB; en bij de Europese Commissie en Europarlementariërs vindt de boerenlobbyclub een meer dan gewillig oor.
Begon de Europese Unie (EU) als een gemeenschappelijk project voor kolen en staal, spoedig werd de landbouw dominant door toedoen van de legendarische Nederlandse landbouwminister Sicco Mansholt. Gelet op de noodzaak van natuurbehoud en de rol van de landbouw bij klimaatverandering staat de sector weer centraal, maar nu in de verdediging.
Geen sector is zozeer vergroeid met de Europese eenwording als de agrarische. Toch vertegenwoordigen landbouw, veeteelt en tuinbouw een financieel beperkt deel van de Europese economie. Volgens statistiekbureau Eurostat was de primaire landbouw in 2022 goed voor 215 miljard euro aan economische waarde. Daarmee maakte de landbouw 1,4 procent van de economie van de EU uit, een percentage dat de afgelopen 20 jaar stabiel is gebleven.
Qua internationale handelswaarde gaat het om een ruimschoots twee keer zo groot bedrag: bijna 540 miljard euro in 2022, waarvan 290 miljard euro van gewassen, zoals granen, groenten, fruit, wijn en aardappelen, en 210 miljard euro van zuivelproducten en vlees.
Dat de agrarische sector het zwaar heeft, blijkt uit de 22 procent stijging van de productiekosten in 2022, overigens geen gevolg van wetgeving, maar van de prijsstijging van energie en meststoffen door de inval van Rusland in Oekraïne.
Naar schatting bijna 9 miljoen mensen werken in de Europese landbouwsector, ruim 4 procent van de werkgelegenheid in de EU. Met seizoenwerkers erbij gaat het om bijna het dubbele: 17 miljoen.
Curieus: nergens is het percentage vrouwen in de landbouw zo laag als in Nederland: ruim vijf procent. “Dit is volgens mij enigszins vertekend, omdat op veel Nederlandse bedrijven beide partners meewerken, maar het bedrijf vaak op naam staat van de man. Er zijn dus meer vrouwen actief in de sector dan die vijf procent."
Die nuancering komt van Klaas Johan Osinga. Hij is met 24 jaar Brusselse ervaring wellicht de belangrijkste Nederlandse specialist en lobbyist in de internationale landbouwpolitiek. De Fries groeide op in een boerenfamilie.
De werkgelegenheid in agrarisch Nederland bedraagt zo’n 600.000 arbeidsjaren volgens Wageningen Universiteit en het CBS; het gaat om 7,5 procent van de totale nationale werkgelegenheid. Het CBS meldde recent dat Nederland afgelopen jaar voor 124 miljard euro aan landbouwgoederen exporteerde en daar 50 miljard aan verdiende.
Landbouw was goed voor 8 procent van de Nederlandse economie in 2022. Echter, met de exploitatie van dieren is Nederland koploper; de grootste slachter en vleesexporteur van de EU. Chinezen eten de meeste van onze dode varkens, de Britten vooral de kippen en de Duitsers de bief- en ribstukken.
Nederlandse consumenten geven slechts 11 procent van hun budget uit aan voeding, voornamelijk verpakt en van beperkte kwaliteit. Het voedsel komt van steeds minder bedrijven als gevolg van de industrialisatie van de landbouwsector.
Het CBS berekende dat vooral in exploitatie van kippen en varkens de schaalvergroting doorzet: 11 miljoen varkens bij een daling van het aantal bedrijven met 45 procent en bijna 100 miljoen kippen met 20 procent minder bedrijven in tien jaar tijd.
Trends in de landbouw: schaalvergroting versus natuurbehoud
Echter, het gebrek aan opvolging bij de meeste gezinsbedrijven en stijgende kosten als gevolg van wetgeving en marktwerking nopen tot nog meer schaalvergroting. Zie hier de paradox: het huidige landbouwbeleid, de onverschilligheid van veel consumenten en de demografie staan haaks op de noodzakelijke overgang naar biologisch, kleinschalig produceren voor de eigen bevolking.
De toename van het aantal gecertificeerde biologische land- en tuinbouwbedrijven was in 2023 met 1 procent sinds acht jaar niet meer zo laag. Broeikasgasemissies en stikstofoverschottem dalen nauwelijks en Nederland voldoet nog lang niet aan de doelstellingen van de Europese kaderrichtlijn water voor 2027.
“Schaalverkleining zie ik nauwelijks; door de marktwerking en de harde economische realiteit moeten boeren en tuinders de stijgende kosten opvangen door schaalvergroting”, beaamt Osinga tegenover Business Insider.
“We hebben op dit moment ongeveer tweeduizend biologische boeren en tuinders op een totaal van ongeveer 50.000. Dat gaat dus om 4 procent. Dat aantal en het percentage stijgen langzaam. Maar het Europese doel van 25 procent in 2030 halen we in dit tempo bij lange na niet", schetst de landbouwspecialist.
Ook de doelstellingen van de demissionair minister van Landbouw Piet Adema, die mikt op 15 procent biologische boeren in 2030 zijn nog ver buiten bereik, volgens Osinga. Zelfs 6,5 procent in 2027, zoals het Nationaal Strategisch Plan veronderstelt, is op grond van de huidige trends niet realistisch.
In juni begint een publiekscampagne gefinancierd door het ministerie van Landbouw om consumenten bewuster te maken van de waarde van het kopen van biologisch voedsel. Echter, de portemonnee is bij vele consumenten doorslaggevend.
Massa-exploitatie?
Een deel van bevolking wil wel meer biologisch voedsel en keert zich tegen grootschalige landbouw. Dat is bijvoorbeeld terug te zien in de keiharde discussie over het gebruik van bestrijdingsmiddel glyfosaat, dat volgens sommige medische onderzoekers een oorzaak van de ziekte van Parkinson lijkt te vormen. Hoe gaat de LTO mee die verharde tegenstellingen om?
Osinga: “Ja, de Green Deal heeft de standpunten verhard. Daar kwam in 2019 bovenop dat de rechter een streep zetten door de zogenaamde PAS-regeling, de Programmatische Aanpak Stikstof. Dus dat is best lastig, vooral als de overheid niet wil luisteren naar boeren."
"Je noemt glyfosaat. LTO volgt de wetenschap. In het geval van glyfosaat zegt de EFSA [het EU-agentschap dat middelen beoordeelt, red.] dat gebruik veilig is. Op het moment dat de wetenschap met andere informatie komt, verandert ons standpunt ook. LTO volgt de wetenschap."
De LTO telt heeft 35.000 leden, variërend van kleine bioboeren tot de bedrijven in massa-exploitatie die de meeste contributie betalen. Hoe gaat LTO daarmee om? Osinga: “De land- en tuinbouw is heel divers; LTO probeert de belangen van allen te behartigen. Hiervoor werkt LTO samen met bijvoorbeeld het Biohuis, de varkenshouders in de POV, de fruittelers in de NFO, de bloembollentelers in de KAVB en Glastuinbouw Nederland.”
Osinga maakt overigens bezwaar als het woord ‘massa-exploitatie’ valt: "Dat is een mening die onderdeel uitmaakt van de polarisatie. Op grote bedrijven wordt het dierenwelzijn ook goed geregeld. ”
Boerenorganisaties vinden luisterend oor in Brussel
De afgelopen maanden had Brussel zo op het oog veel meer aandacht voor de zienswijzen en het lot van boeren. Osinga ervaart dat dagelijks: “Ja, sinds de opkomst van de BBB in Nederland is de grootste groep in het Europese Parlement, de EVP, veel voorzichtiger geworden. Dit uit zich in een ander stemgedrag."
Ursula von der Leyen heeft de steun van de EVP nodig voor haar herverkiezing als voorzitter van de Europese Commissie, dus zij heeft ook een aantal beleidswijzigingen doorgevoerd. Osinga: "Een aantal voorstellen is ingetrokken of bijgesteld. Dat laat onverlet dat het klimaatbeleid niet is gewijzigd. De invloed hiervan moet nog landen op het erf van boeren en tuinders.”
De Green Deal, en dan vooral de maatregelen voor de bescherming van biodiversiteit, klimaat en dierenwelzijn, is niet van tafel en wordt officieel nog onverkort verdedigd door Eurocommissaris Wopke Hoekstra, eveneens lid van de CDA/EVP familie.
Hoekstra staat onder druk van onder meer de LTO, die de Green Deal in de huidige vorm van tafel wil, want deze komt bovenop wetgeving die al lang van kracht is zoals de bescherming van water (nitraatrichtlijn) en natuur (Natura 2000): “LTO wil dat opnieuw naar oude wetgeving gekeken wordt. En dan vooral naar de mogelijkheden van innovatie. Bijvoorbeeld: de productie van biologische kunstmest uit organische mest, ter vervanging van chemische kunstmest. De technologie bestaat, maar wordt nog niet erkend in de wetgeving."
"Probleem is dat wanneer wetgeving eenmaal is vastgesteld en van kracht is, het heel lastig is om deze te herzien", stelt Osinga. "Daarvoor heb je een politieke meerderheid nodig in de Europese Raad en het Europees Parlement, anders begint de Europese Commissie er niet aan.”
Osinga ziet intussen nog veel polarisatie, in alle lidstaten van de EU. "Wij hebben overigens ook contacten met partijen als GroenLinks, PvdA en ChristenUnie. Aan ons verkiezingsdebat van 27 mei aanstaande in Eemnes nemen liefst tien partijen deel. Dat is ook een teken dat de landbouw leeft en de Europese verkiezingen, en vooral de combinatie van beide.”
Voordelen van de EU voor de land- tuinbouw
De agrarische sector geniet overigens nog altijd grote voordelen van de Europese Unie, zo weet Osinga als geen ander: “Belangrijkste voordeel is de toegang van onze boeren en tuinders tot de Europese interne markt van 450 miljoen consumenten, en de derde landen waarmee de EU-handelsverdragen heeft afgesloten zoals Japan, Zuid-Korea en Vietnam.
Jaarlijks krijgen Nederlandse boeren circa 900 miljoen euro uit Brussel volgens de WUR en CBS/RVO.
Zonder subsidies zou het bruto bedrijfsinkomen van boeren in iets meer de helft van de onderzochte gevallen onder het wettelijk minimumloon liggen, aldus de Rekenkamer in een onderzoek uit 2019. Met de toegekende EU-subsidies verdient alsnog nog ruim een derde van de boeren niet het minimumloon. “We zagen echter ook dat ruim een derde van de EU-inkomenssteun terechtkwam bij boeren met een bruto bedrijfsinkomen van tweemaal modaal en meer”, constateerde de Rekenkamer.
Die 900 miljoen euro is volgens Osinga breed verdeeld, in principe als ‘eerste pijler’ via inkomensondersteuning en markt- en prijsbeleid; een ‘tweede pijler’ betreft plattelandsontwikkeling. Sinds 2023 vallen die onder hetzelfde Nationaal Strategisch Plan, zodat afstemming mogelijk wordt.
“In 2022 was nog ongeveer 770 miljoen euro beschikbaar voor pijler 1", vertelt Osinga. "Dat is nu nog 717 miljoen. Langer geleden, rond 2014, kreeg Nederland nog 830 miljoen euro. Dus de trend is dalend. En dan reken ik rente niet mee."
Nieuwe coalitie put uit de koker van LTO
Uit het hoofdlijnenakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB blijkt hoe sterk de nationale en Europese landbouwpolitiek zijn verstrengeld.
In het hoofdlijnenakkoord staat bijvoorbeeld over de uitzonderingspositie van Nederland wat betreft de Europese mestnormen (derogatie), het volgende: "Alles wordt op alles gezet om de afbouw van de huidige derogatie terug te draaien en met de EU tot betere en wel werkbare normen en afspraken te komen. In de tussentijd wordt bezien welke noodmaatregelen er nodig zijn om de mestcrisis op te lossen."
Het lijkt erop of de ruim drie pagina’s voor landbouw in het hoofdlijnenakkoord vrijwel rechtstreeks zijn geformuleerd door LTO. In hoeverre heeft LTO de landbouwparagraaf ingestoken? Osinga: “De landbouwparagraaf is mede samengesteld op basis van wat LTO op allerlei manieren heeft aangereikt in de Tweede Kamer en de informateurs. Zie bijvoorbeeld de LTO-inbreng op ReNure, Recovered Nitrogen from Manure.”
Deze ReNure-inbreng behelst de verwerking van dierlijke mest als duurzaam en milieuvriendelijk alternatief voor kunstmest.
Osinga wijst ook op zijn succesvolle inbreng met de LTO en de Europese landbouwkoepel Copa-Cogeca om op Europese niveau niet langer een verplichting te handhaven dat 4 procent van het bouwland niet voor productie wordt bestemd. Dat bleek lastig te realiseren en met de electorale meewind boekt de boerenorganisatie zodoende het ene succesje na het andere.