Kredietverleners zijn op grond van de Wet op financieel toezicht (Wft) verplicht om deel te nemen aan een stelsel van kredietregistratie. Dit wordt uitgevoerd door het Bureau Krediet Registratie (BKR), gevestigd te Tiel.
Als je als consument betalingsachterstanden hebt of er zich andere onregelmatigheden hebben voorgedaan, kan je een zogenaamde ‘A-codering’ krijgen. Met zo’n codering is het nagenoeg onmogelijk om ergens een financiering te krijgen.
Onlangs moest de rechter zich uitlaten over de vraag of een BKR-registratie terecht was. Het ging in deze zaak om een vrouw die samen met haar partner een jaarinkomen van ruim 250.000 euro had. Zij wilden een huis kopen, maar kregen de financiering niet rond omdat de vrouw een negatieve BKR-registratie (A-codering) had.
Het inkomen was ruimschoots voldoende om de woning te kunnen financieren. Zij hadden daarom besloten om hun droomhuis eerst een jaar te huren en daarna alsnog af te nemen. In de tussentijd vochten zij de BKR-registratie aan in een kort geding. In het kort geding vorderden zij dat de bank die de A-codering registreerde, deze BRK-registratie moest verwijderen.
Negatieve BKR-registratie
De vrouw had in het verleden een flexibel krediet gesloten bij de desbetreffende bank en was op enig moment achter geraakt met de maandelijks betaling van dat krediet. De bank gaf toen schriftelijk aan dat mogelijk een negatieve BKR-registratie zou volgen.
Het ging om relatief lage achterstanden maar omdat de betaling daarvan uitbleef, eiste de bank op enig moment de hele lening op. In een later stadium werd toen alsnog een afbetalingsregeling getroffen waaraan de vrouw zich ook hield.
Nadat de vrouw en haar partner hun droomhuis kochten en daarvoor financiering aanvroegen, werd de hypotheekaanvraag afgewezen in verband met een negatieve BKR-registratie. De vrouw wist daar helemaal niet vanaf en was verbaasd dat de registratie betrekking had op het flexibel krediet.
Toen de vrouw daarachter kwam loste zij die hele schuld meteen af en verzocht zij de bank die BKR-registratie te verwijderen.
Rechter: ‘BKR-registratie was terecht’
De rechter oordeelde dat de vrouw voldoende gewaarschuwd was en dat de negatieve BKR-registratie op zich terecht was geweest. De conclusie van de rechter was dat de BKR-registratie indertijd door de bank terecht en overeenkomstig de regels was gedaan.
Vervolgens moest de rechter een oordeel vormen over of de registratie verwijderd moest worden. Hiervoor is artikel 21 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679 (de AVG) van toepassing.
Deze bepaling houdt in dat een persoon vanwege haar specifieke situatie bezwaar kan maken tegen de verwerking van haar betreffende persoonsgegevens en dat de verwerkingsverantwoordelijke (hier de bank) het bezwaar moet honoreren, tenzij hij dwingende gerechtvaardigde gronden voor de verwerking aanvoert die zwaarder wegen dan de belangen, rechten en vrijheden van de betrokken persoon.
Eisen van proportionaliteit en subsidiariteit
De rechter oordeelde dat bij BKR-registratie, en de handhaving daarvan bij latere wijziging van omstandigheden, moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
In dit geval vond de rechter het belang van de vrouw zwaarder wegen dan het belang van de registratie, omdat voldoende aannemelijk was dat het belang van BKR-registratie door registratie van deze vrouw feitelijk niet gediend was: dat belang is namelijk bescherming van de consument tegen overkreditering en de bescherming van andere kredietverleners.
Volgens de rechtbank speelde dat hier niet omdat de vrouw en haar partner juist erg kredietwaardig waren. Daarom werd de vordering tot verwijdering toegewezen.
Hein Hoogendoorn studeerde Nederlands recht en Fiscaal recht en is sinds 2008 advocaat. Sinds november 2013 is hij verbonden aan AMS Advocaten. Hein legt zich voornamelijk toe op het procederen en adviseren op het gebied van ondernemingsrecht, insolventierecht, verbintenissenrecht en incasso.