Bitcoin ging afgelopen week door het dak. De cryptomunt steeg in een paar dagen tijd met honderden dollars en tikte donderdag de 2.800 dollar aan.
Daarna zakte de koers weer net zo hard terug, tot rond de 2.000 dollar.
Dat is nog altijd flink meer dan een jaar geleden, toen een bitcoin zo’n 500 dollar waard was. Ook het aantal transacties zit in de lift.
Dat is goed nieuws voor de miners, de mensen die nieuwe bitcoins creëren. Hun computernetwerken zijn de ruggengraat van de digitale munt.
De computers van de miners zijn met elkaar in een strijd verwikkeld om een complexe puzzel op te lossen. Wie daar als eerste in slaagt, mag een partij transacties verwerken en krijgt als beloning 12,5 bitcoin.
Je kunt thuis bitcoins minen, maar het oplossen van de puzzels vergt tegenwoordig zoveel rekenkracht dat de energierekening hoger is dan de opbrengst. Daarom zijn er complete bedrijven ontstaan die zich toeleggen op het delven van bitcoins. Sommige zijn tientallen miljoenen dollars waard.
Deze bedrijven bouwen grote datacentra, die veel energie verbruiken om zoveel mogelijk berekeningen per seconde te doen. Dat alles in de jacht op digitaal goud.
Op IJsland staat zo'n 'bitcoinmijn'.