De Brit Bernie Ecclestone bouwde de Formule 1 uit tot wereldwijd marketingsucces. Op 81-jarige leeftijd zwaait hij nog steeds de scepter. Een opvolger is er niet, en dat is zorgelijk voor de sport.

De ophef in de Amerikaanse autosport was groot zeven jaar geleden. Formule 1-baas Bernie Ecclestone sprak zich uit over de vrouwelijke coureur Danica Patrick, die net als vierde was geëindigd in de fameuze Indy 500. “Weet je, ik heb één van die prachtige ideeën”, zei Ecclestone. “Vrouwen zouden in het wit gekleed moeten gaan net als alle andere huishoudelijke apparaten.”

De uitspraak kwam hem uiteraard op veel kritiek te staan. Maar Ecclestone haalde wel alle media in de Verenigde Staten, een markt waar de Formule 1 een moeilijke relatie mee heeft de laatste jaren. Dat tekent de sluwe Brit: hij zegt nooit iets zonder bedoeling. En die bedoeling is uiteindelijk om de Formule 1 te laten groeien.

Grand Prix van Spanje

Dit weekend komt de Formule 1 thuis in Europa, de bakermat van de autosport. Alhoewel, thuis? Dat was twintig jaar geleden zo. Toen gold de eerste race op Europees grondgebied als officieuze start van het seizoen. Een beetje zoals Omloop Het Nieuwsblad dat is in het wielrennen.

Nu is dat anders. Formule 1 komt in alle hoeken van de wereld. Waren tien jaar geleden nog twee op de drie races op Europees grondgebied, dit jaar is dat nog maar 40 procent. En dat percentage zal vermoedelijk dalen de komende jaren.

Europese races staan onder druk. De Duitse Grand Prix wordt sinds 2007 om en om gehouden op de circuits van de Nürburgring en Hockenheim. Volgend jaar keert het F1-circus eindelijk terug in Frankrijk, maar die race zal eens in de twee jaar op de agenda staan. In Spanje zijn dit jaar nog twee races, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat het thuisland van tweevoudig wereldkampioen Fernando Alonso beide evenementen in hetzelfde jaar kan behouden.

Betere tv-pakketten

Daarentegen zijn er in Azië en het Midden-Oosten Grand Prix' bijgekomen. Ook de fans in Amerikaanse tijdzones worden beter bediend. Volgend jaar komt er een tweede Amerikaanse race bij op de kalender. Met de sterke geruchten rond een terugkeer van de Mexicaanse Grand Prix zouden er op korte termijn vijf races in Noord- en Zuid-Amerika zijn.

Dat past in de strategie van Bernie Ecclestone, de grote man achter de groei van de Formule 1. Een vijftal races per werelddeel betekent dat hij een goed tv-pakket kan verkopen in alle regio's. En met tv-deals is Ecclestone schatrijk geworden.

Eigenaar van Brabham

Bernard Charles Ecclestone, geboren op 28 oktober 1930 in het kleine Engelse plaatsje St Peter South Elmham, begon als onbetekenende verkoper van motoronderdelen met racen. Erg succesvol was hij niet. Na een ongeluk besloot hij, mede om financiële redenen, zijn helm aan de wilgen te hangen.

Na een uitstapje in de vastgoedwereld, keerde hij in 1957 terug in de racerij als teameigenaar en manager van coureurs. Hij werkte zich op en kocht in 1972 het Formule 1-team Brabham.

Samen met andere eigenaren van privéteams richtte Ecclestone in 1974 de FOCA op om de commerciële organisatie van de Formule 1 te verbeteren ten bate van de teams. Als voorzitter van die club speelde Ecclestone een sleutelrol in een conflict dat begin jaren tachtig woedde tussen de wereldautosportbond en de privéteams over de controle over de sport.

'Bernie' wist een doorbraak te forceren en sloot in 1981 het eerste Concorde Agreement. De bond mocht toezien op de technische reglementen en de FOCA verwierf de televisierechten.

Ecclestone dominant

Ecclestone was zelf geen teameigenaar meer toen de tweede overeenkomst werd ondertekend in 1987. Om de commerciële rechten te exploiteren richtte hij daarom een nieuwe organisatie op die tegenwoordig Formula One Management (FOM) heet. Hoewel de inhoud van de Concorde-overeenkomsten altijd strikt geheim is gebleven, is zeker dat een substantieel deel van de opbrengsten van Formule 1 naar FOM gaat, en dus in de zakken van Ecclestone verdwijnt.

Als uitbater van de commerciële rechten werd Ecclestone in de praktijk de baas van de topklasse in de autosport. De Napoleon van de Formule 1, zo genoemd vanwege zijn geringe lengte van 1,59 meter, sloot lucratieve deals met tv-stations. Hij wist het profiel van de sport te vergroten en zo meer sponsorgeld aan te trekken. Hij organiseerde nieuwe races in landen met geld zoals Bahrein, Maleisië en China. Een vernieuwend concept als een race in het donker door de verlichte straten van Singapore sloeg aan.

Echt rijk werd Ecclestone toen hij een groot deel van zijn aandelen in 2005 verkocht aan investeringsmaatschappij CVC Capital Partners. Zijn totale vermogen wordt geschat op bijna 2 miljard euro.

Ondanks de verkoop bleef 'Bernie' de baas. Zelfs anno 2012, op 81-jarige leeftijd bezoekt de kwieke Brit nog alle Grand Prix'. Dat is mooi voor hem, maar zorgelijk voor de sport en de eigenaren.

Naar de beurs?

CVC Capital, dat 63,4 procent van de aandelen in de Formula One Group bezit, kocht de commerciële tak van de sport middels enorme leningen. Het rendement dat de investeringsmaatschappij op hun investering ziet, valt lichtelijk tegen.

De Formule 1-teams weigerden in 2009 een nieuwe Concorde-overeenkomst te tekenen en dreigden met het opzetten van een eigen raceklasse. Uiteindelijk zijn ze toch overstag gegaan met de toezegging dat ze een groter deel van de inkomsten uit de sport krijgen. Dat gaat ten koste van het deel dat naar CVC vloeit.

Om geld op te halen wil CVC Formule 1 naar de beurs brengen, aldus persbureau Bloomberg. Ze zouden 1,5 miljard euro willen ontvangen voor 20 procent van de aandelen in de sport, waarmee de totale waarde van de Formule 1 op 7,5 miljard euro zou uitkomen.

Problemen Formule 1

Volgens de ervaren autosportjournalist Joe Saward is dat bedrag echter veel te hoog ingeschat. Formule 1 heeft te maken met enkele grote problemen. Een opvolger van het grote commerciële brein achter de sport, Ecclestone, is er namelijk nog niet. En dat terwijl hij de tachtig is gepasseerd en drie jaar geleden een hartoperatie heeft ondergaan. Ook is Ecclestone verwikkeld in een rechtszaak wegens het mogelijk uitdelen van steekpenningen.

Maar het belangrijkst is dat er nog altijd geen nieuwe Concorde Agreement is gesloten tussen de teams en Ecclestone.

Die nieuwe overeenkomst hoeft er in principe niet te komen. De teams kunnen zelf het heft in handen nemen en proberen gezamenlijk te onderhandelen of misschien zelfs de commerciële rechten van de sport kopen. Dat zou hogere opbrengsten voor alle constructeurs betekenen. In de huidige opzet krijgen de teams, het kloppend hart van de sport, slechts 50 procent van de totale opbrengsten van de Formule 1. De rest gaat naar de aandeelhouders.

Maar de teams zijn moeilijk op één lijn te krijgen, iets dat wonderlijk genoeg in 2009 eventjes wel lukte. Er zijn voortdurend spanningen tussen de grote fabrieksteams en kleinere privéteams vanwege de verschillende belangen. Een groot team hoeft niet collectief te onderhandelen en kan op eigen houtje een financieel gunstige deal sluiten met Ecclestone.

Speciale positie Ferrari

Daarnaast heeft Ferrari een speciale positie binnen de Formule 1. De Italiaanse automaker is er vanaf het begin in 1950 bij en gebruikt de autosport als marketinginstrument. Ferrari is niets zonder de Formule 1, maar de Formule 1 ook niks zonder Ferrari.

Dat gegeven heeft Ecclestone gebruikt om de Italianen extraatjes te geven en zo een wig te drijven tussen hen en andere teams. Een slimme tactiek, waarmee Ecclestone aan de bal bleef en verzekerd was van inkomsten.

Dat zal hij vermoedelijk nog wel even blijven. Ondanks zijn 81 jaar jaar heeft Ecclestone de sport nog stevig in een houdgreep.