Het CBS stelt iedere maand vast hoe hoog de inflatie is. Dit gebeurt door de
prijsontwikkeling van zo’n 70 duizend producten en diensten te meten, van
brood en koffie, tot benzine en de kapper.
Aan al deze producten is een bepaald gewicht toegekend, gebaseerd op
het uitgavenpatroon van de gemiddelde Nederlander. Die besteedt bijvoorbeeld
bijna een kwart van zijn uitgaven aan huisvesting, water en energie en ruim
tien procent aan voedsel en alcoholvrije dranken.
Door op de site van het CBS in te vullen hoeveel jij (of je gezin) per maand
aan verschillende categorieën producten uitgeeft, kan het gewicht van
producten in de berekening worden aangepast.
Zo kun je bijvoorbeeld zien dat bij een accijnsstijging op tabak de "persoonlijke
inflatie" van iemand die veel geld uitgeeft aan sigaretten hoger is dan
het officiële inflatiecijfer. Iemand die niet rookt zal in dit geval juist
op een lagere persoonlijke inflatie uitkomen.
Uiteraard is het niet te doen voor alle 70 duizend uitgavenposten precies aan
te geven hoeveel je eraan besteedt. Dat hoeft dan ook niet. Het resultaat
hiervan is wel dat de uitkomst van de berekening een schatting blijft.
Om een schatting te maken van je persoonlijke inflatie wil het CBS
onder meer weten hoeveel je per maand uitgeeft aan kleding, boeken,
levensmiddelen etc. Daarnaast moet je aangeven hoeveel je jaarlijks aan
vakanties en verzekeringen uitgeeft en wat je de laatste vijf jaar aan
meubilair of computers hebt besteed. Tenslotte moet de WOZ-waarde van je
huis en de aanschafprijs van de auto worden ingevuld.
De calculator kent vervolgens gewichten toe aan alle uitgaven en berekent je
persoonlijke inflatie. Vervolgens kun je zien hoeveel jouw persoonlijke
inflatie verschilt met de gemiddelde officiële inflatie in 2007. De
officiële inflatie bedroeg vorig jaar 1,6 procent.
Het CBS wil met de inflatiecalculator mensen te laten zien dat het
gewicht van bepaalde consumptieartikelen een belangrijke rol speelt in het
berekenen van de inflatie.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl