Studeren is een dure aangelegenheid. Natuurlijk verdient je kind de kosten na zijn of haar studie waarschijnlijk ruimschoots terug. Maar collegegeld, verzekeringen, studiemateriaal, uitgaan en eventueel de huur van een studentenkamer tikken behoorlijk aan.

Gelukkig is de basisbeurs vanaf studiejaar 2023-2024 terug van weggeweest, waardoor toekomstige studenten een tegemoetkoming krijgen in de kosten.

Lees ook: Regeerakkoord Rutte IV: basisbeurs komt terug, lastenverlichting van 3 miljard voor huishoudens en kinderopvang nagenoeg gratis

Wat kost studeren eigenlijk?

Wat de hoogte van de nieuwe basisbeurs wordt, is nog niet bekend. Het is dus ook niet duidelijk of de basisbeurs straks alle studiekosten dekt.

Laten we eerst eens uitrekenen wat studeren eigenlijk kost. Als je kind nog in de luiers loopt, is het lastig in te schatten hoeveel hij of zij later nodig heeft. Je kunt immers niet voorspellen hoe hoog het collegegeld en de kamerhuren over pakweg achttien jaar zijn. Maar voor een indicatie kun je wel kijken naar de huidige situatie en de bedragen indexeren voor inflatie.

Volgens het budgetinsitituut Nibud is een thuiswonende student gemiddeld ruim 600 euro per maand kwijt aan collegegeld, boeken, kleding, de telefoon, zorgverzekering, uitgaan en hobby’s. Dat komt neer op 7.200 euro per jaar. Als we uitgaan van een studie van vier jaar, is er dus bijna 30.000 euro nodig.

Gaat je zoon of dochter op kamers, dan komen daar nog huur en boodschappen bij. De huurprijzen voor studentenkamers lopen enorm uiteen: het hangt onder andere af van de stad waar je kind gaat studeren en de oppervlakte. Het Nibud rekent op gemiddeld 426 euro per maand. Voor boodschappen moet je uitgaan van ongeveer 173 euro per maand.

Daarmee heeft een uitwonende student heeft dus zo’n 1.200 euro per maand nodig, ofwel 14.400 euro per jaar. Over een periode van vier jaar is dat bijna 60.000 euro: bijna het dubbele dus als van een thuiswonende student.

Tellen we daar gemiddeld 2 procent inflatie per jaar bovenop, dan heeft een thuiswonende student over achttien jaar ongeveer 42.857 euro nodig en een uitwonende student 85.695 euro.

Hoogte van de basisbeurs is een onzekere factor

De basisbeurs zal straks in een deel van de kosten voorzien. Maar de kans is groot dat je kind extra geld zal moeten bijleggen.

Vlak voor de invoering van het leenstelsel in 2015 kregen thuiswonende studenten 102,77 euro per maand en uitwonende studenten 286,15 euro. Zetten we dit af tegen de huidige kosten, dan zou een thuiswonende student naast de beurs nog 500 euro per maand extra nodig hebben om rond te kunnen komen en een uitwonende student 900 euro.

Als dat gat niet met extra inkomsten wordt opgevuld, leidt dat tot een studieschuld van 24.000 euro voor thuiswonende studenten en 43.000 euro voor uitwonende studenten. Gecorrigeerd voor inflatie is dat na achttien jaar respectievelijk 34.278 euro en 61.415 euro.

Met een aanvullende beurs wordt de schuld ongeveer 12.000 voor thuiswonende studenten (of 17.139 euro inclusief inflatiecorrectie) en 31.000 euro voor studenten die op kamers gaan (of 44.376 euro na inflatiecorrectie).

Het is vervelend als je kind zo’n studieschuld met zich moet meetorsen. Anders is hij of zij straks grote bedragen kwijt aan aflossingen en kan hij een minder hoge hypotheek krijgen.

Met een bijbaan en eventueel zorgtoeslag kan een deel van het gat worden gedekt. Maar het is fijn om, als de middelen dat toelaten, daarnaast als ouder nog financieel bij te springen.

Nog meer zaken waarmee je je kind wil steunen

Naast de studie zijn er misschien nog meer zaken waarmee je je kind financieel wil ondersteunen. Misschien wil je zoon of dochter een tijdje in het buitenland studeren.

En na de studie wil hij of zij waarschijnlijk een huis kopen. Omdat je tegenwoordig alle extra kosten boven op de woningwaarde zelf moet ophoesten, zijn er enorme bedragen nodig: het gaat al snel om tienduizenden euro’s. Het is fijn als je je kind financieel goed op weg kunt helpen.

Lees ook: Huis kopen: deze extra kosten moet je betalen en op deze 5 posten kun je besparen

Maar hoeveel moet je nu geven? Het volledige bedrag schenken is uit pedagogisch oogpunt niet aan te raden, tenzij je een curlingouder wil zijn. Het is goed als je kind leert dat de bomen niet tot in de hemel groeien en dat je met een beperkt budget keuzes moet maken.

Bedenk dus voor jezelf een richtbedrag dat jij redelijk vindt. Heb je twee kinderen, dan moet je dat bedrag uiteraard verdubbelen.

Hoe krijg ik dat bedrag bij elkaar?

De eenvoudigste manier om grote bedragen te sparen zonder dat het pijn doet, is tijdig beginnen. Omdat je de inleg uitsmeert over een langere periode, hoef je per maand een lager bedrag opzij te leggen dan wanneer je er nog jaren mee wacht.

Bovendien profiteer je dan van het zogeheten rente-op-rente-effect: je ontvangt elk jaar niet alleen rente of dividend over je beginkapitaal, maar ook over het rendement dat het jaar ervoor is bijgeschreven. Hierdoor stijgt het saldo op je spaar- of beleggingsrekening elk jaar forser.

Om ervoor te zorgen dat dit bedrag er straks ook echt is, kun je elke maand automatisch een vast bedrag overhevelen van je betaalrekening naar je spaarrekening of een beleggingsfonds.

Wil je voorkomen dat het geld aan andere doeleinden wordt uitgegeven, zoals de boodschappen of vakanties, dan is het slim om hiervoor een aparte spaar- of beleggingsrekening te openen.

Sparen is een dure optie

Gezien de lage spaarrente en hoge inflatie is sparen op dit moment geen realistische keuze: de spaarpot wordt elke maand minder waard.

Mocht je er toch voor kiezen, dan kun je een kinderspaarrekening overwegen. Hierop krijg je vaak iets meer rente, maar of een tiende procentpunt het verschil maakt, is de vraag.

Wordt je kind achttien, dan krijgt hij of zij zelf de beschikking over zijn spaargeld. Vind je dat een vervelend idee, omdat je bang bent dat je kind de spaarpot gaat plunderen, dan kun je natuurlijk ook gewoon sparen onder je eigen naam. Je hebt dan meer vrijheid en je kunt zelf bepalen wanneer je kind het geld krijgt.

Houd er wel rekening mee dat je schenkbelasting moet betalen als je het geld later alsnog naar je kind overmaakt en de bedragen uitkomen boven de vrijstelling die hiervoor geldt.

Let op de vermogensbelasting

Voor de fiscus maakt het tot je kind achttien wordt niet uit op wiens naam de spaarrekening staat. In beide gevallen moet je het saldo in de aangifte voor de inkomstenbelasting optellen bij je eigen vermogen in box 3.

Wordt je kind achttien, dan maakt het wél verschil. Staat de rekening op zijn of haar naam, dan moet het kind het tegoed zelf opgeven. Is dat minder dan 50.650 euro (in 2023 opgehoogd naar 80.000 euro), dan hoeft hij of zij daar geen belasting over te betalen. Staat de rekening op jouw naam, dan ben jij daar vermogensbelasting over verschuldigd.

Spaardeposito

Heb je al wat geld opzij gelegd dat je verder wil laten aangroeien, dan is een spaardeposito een optie. Hierop krijg je doorgaans een iets hogere rente, omdat het geld langere tijd vast staat. Je kunt kiezen uit verschillende looptijden. Hoe langer de looptijd, hoe hoger de rente.

Maar verwacht ook hier geen wonderen. Meer dan 1,2 procent per jaar – veelal bij een buitenlandse aanbieder – krijg je niet: onvoldoende om de inflatie en eventuele vermogensbelasting te compenseren.

Daarnaast beperkt een deposito je in je bewegingsvrijheid. Je kunt je geld tijdens de looptijd niet zomaar opnemen of switchen naar een andere aanbieder als de rente oploopt. Wil je toch bij je geld, dan ben je meestal een boete verschuldigd.

Beleggen levert gemiddeld 5 procent per jaar op

Wil je een hoger rendement, dan ontkom je er eigenlijk niet aan om te beleggen. Volgens Robeco lag het rendement op aandelen tussen 1900 en 2017 op gemiddeld 5 procent, na aftrek van inflatie. Dat is een stuk hoger dan het rendement op obligaties (1,8 procent) en spaargeld (0,6 procent). Omdat de rente na 2017 nog veel lager lag, is het verschil op dit moment nóg groter.

Aan beleggen kleeft wel een groot nadeel: je loopt het risico om (een deel van) je inleg kwijt te raken. Dat is vervelend als het geld er straks echt moet zijn.

Einddatum in zicht? Bouw de risico's af

Heb je nog achttien jaar voor de boeg, dan kun je dat risico best nemen: de beurzen hebben zich tot nu toe na elke beurscrash hersteld.

Maar omdat het soms wel enkele jaren duurt voor aandelen de klap te boven zijn, is het wel slim om de risico’s af te bouwen als de einddatum in zicht komt. Verminder bijvoorbeeld als je kind naar de middelbare school gaat stapsgewijs de blootstelling aan aandelen, ten gunste van bijvoorbeeld staatsobligaties of spaardeposito’s.

Ook is het verstandig om je beleggingen zoveel mogelijk te spreiden. Dit kan via een beleggingsfonds of indextracker (ETF): een fonds dat alle aandelen uit een brede aandelenindex koopt.

Online vermogensbeheer: minder duur dan je misschien denkt

Je kunt ook kiezen voor online vermogensbeheer. Je wordt dan ingedeeld in een beleggingsprofiel (defensief, neutraal of offensief), waarna de aanbieder jouw inleg volgens dit profiel belegt in ETF’s en/of beleggingsfondsen.

Omdat het geen maatwerk is, maar meerdere klanten in hetzelfde profiel zitten, zijn de kosten een stuk lager dan bij traditioneel vermogensbeheer. En je kunt vaak al met kleine bedragen beginnen.

Lees meer over studiekosten en een studieschuld: