Een ondernemer die een geïmporteerde bedrijfsauto binnen 5 jaar aan een particulier doorverkoopt, moet alsnog BPM betalen. Dat concludeert de advocaat-generaal in een advies aan de Hoge Raad. Meestal neemt de Hoge Raad het advies van de advocaat-generaal over.
De zaak draaide om een ondernemer die een bedrijfsauto uit Duitsland had geïmporteerd. De wagen, een Nissan Pathfinder, was in juni 2007 toegelaten op de weg in Duitsland. In juni 2011 importeerde de ondernemer de wagen naar Nederland, om hem in februari 2012 door te verkopen aan een particulier.
De Belastingdienst legde de ondernemer alsnog een naheffing van de aankoopbelasting BPM op van 5.250 euro. Toen hij niet betaalde, kwam daar nog een boete van 10 procent bovenop. De ondernemer ging naar de rechter maar die gaf hem ongelijk. Het Hof verlaagde slechts marginaal de heffing en boete, nadat bleek dat de Belastingdienst de berekening had gemaakt op basis van een nieuwe methode die pas na de doorverkoop van kracht werd.
Let op BPM-termijn bij doorverkopen bedrijfswagen
De advocaat-generaal concludeert nu dat de aangepaste naheffing en de boete terecht zijn. De ondernemer had nog vier maanden moeten wachten; dan had hij geen BPM hoeven te betalen.
Wel vindt de advocaat-generaal het onlogisch dat bij de berekening de waardevermindering van personenauto’s wordt toegepast. Die gaat ruwweg uit van een afschrijvingsperiode van 10 jaar.
De wetgever, zo zegt de advocaat-generaal, heeft niet voor niets vastgesteld dat je een naheffing krijgt als je binnen 5 jaar een bedrijfsauto aan een particulier verkoopt, maar de berekening van die BPM houdt daar geen rekening mee. Met andere woorden: de afschrijving was dan veel hoger geweest en de BPM-naheffing veel lager.
Maar daar koopt de ondernemer nu niets voor. De wet hanteert nu eenmaal een berekeningsmethode op basis van personenauto's. De ondernemer moet dokken.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl