De nul is in zicht bij spaarrentes: over je spaargeld ontvang je niet veel meer dan 0,02 procent.
Maar wie denkt in dit renteklimaat voordelig te kunnen lenen, heeft het mis.
Soms kun je ongemerkt met een torenhoge rente worden geconfronteerd. Rentetarieven van 8 en zelfs 14 procent nog steeds geen uitzondering.
We zetten vijf van deze schrikrentes voor je op een rij.
1. Belastingrente voor ondernemers: 8 procent
Door rente te heffen wil de overheid belastingbetalers stimuleren om op tijd en correct aangifte te doen. Ook wil de Belastingdienst zo gecompenseerd worden gemiste rente-inkomsten. Die compensatie is op dit moment echter wel erg hoog.
Vooral ondernemers zijn duur uit. Heb je een BV of NV en moet je vennootschapsbelasting betalen, dan kan het je duur komen te staan als je de aangifte te laat indient. De Belastingdienst brengt momenteel maar liefst 8 procent in rekening, het minimale bedrag dat de fiscus mag innen.
Deze rente wordt berekend vanaf zes maanden nadat het belastingjaar waarop je aangifte betrekking heeft is verlopen. Loopt jouw boekjaar gelijk aan het kalenderjaar, dan moet je over de aangifte van 2017 dus belasting betalen vanaf 1 juli dit jaar. Dit loopt door tot zes weken na de datum op de aanslag.
Heb je bijvoorbeeld op 21 mei aangifte gedaan en krijg je een aanslag met als datum 6 augustus, dan moet je belasting betalen over de periode van 1 juli tot en met 17 september.
Wil je renteheffing voorkomen, zorg er dan voor dat je vóór 1 april van het volgende boekjaar de aangifte indient. Red je die deadline niet, dan kun je de dans ontspringen door voor 1 mei een verzoek te doen om een voorlopige aanslag op te leggen. Als deze niet afwijkt van de definitieve aanslag, hoef je geen rente te betalen.
Omgekeerd moet je wel in de buidel tasten als achteraf blijkt dat de voorlopige aanslag te laag was of als de Belastingdienst op basis van nieuwe feiten de aanslag moet wijzigen. Schat het bedrag dat je moet betalen dus niet te laag in.
2. Belastingrente: 4 procent
De rente voor de aangifte inkomsten- en erfbelasting is een stuk lager: 4 procent. Maar ook dat tarief komt niet in de buurt van de spaarrente. Doe daarom op tijd aangifte om te voorkomen dat straks geld weglekt naar de fiscus.
Erfgenamen hebben tijdelijk wat meer lucht gekregen. Vanwege automatiseringsproblemen duurt het momenteel langer dan normaal voordat de fiscus de aanslag oplegt.
Om te voorkomen dat erfgenamen worden gedupeerd door een oplopende belastingrente, brengt de Belastingdienst over aangiften die betrekking hebben op een overlijden vanaf 1 januari 2017 geen belastingrente in rekening. Heb je al rente betaald, dan krijg je dat geld van de fiscus terug.
Hoelang deze versoepeling van kracht blijft, is nog niet bekend. De maatregel geldt 'zolang als nodig is'.
Normaal gesproken betaal je als erfgenaam belasting vanaf acht maanden na het overlijden tot zes weken na de datum van de aanslag.
Wetswijziging
Het komt voor dat belastingbetalers keurig op tijd aangifte doen, maar toch belastingrente zijn verschuldigd. Wie bijvoorbeeld voor 1 mei aangifte doet, krijgt soms een rekening gepresenteerd.
Dat is opmerkelijk, want sinds 2014 is de aangiftetermijn voor de inkomstenbelasting verschoven van 1 april naar 1 mei. Maar dit is nog niet in de praktijk geformaliseerd. Staatssecretaris Menno Snel van Financiën wil dat alsnog gaan regelen.
Ook bij de vennootschapsbelasting kan het voorkomen dat je netjes op tijd (dus binnen zes maanden na afloop van het boekjaar) aangifte doet en toch rente moet betalen. Snel wil nu regelen dat geen belastingrente meer in rekening mag worden gebracht als een aangifte wordt ingediend voor 1 juni en de aanslag overeenkomstig de aangifte wordt vastgesteld.
Een ander hiaat dat hij aanpast betreft de erfbelasting. Er zijn erfgenamen die tijdig en correct aangifte hebben gedaan en toch een rekening krijgen voor gederfde rente-inkomsten. Snel wil regelen dat dit niet meer gebeurt als de aanslag wordt vastgesteld overeenkomstig de aangifte of het ingediende verzoek.
Het rentetarief wil hij niet verlagen, omdat daar geen financiële ruimte voor is.
3. Rood staan: 8 tot 14 procent
Rood staan is een vorm van geld lenen. Het is wel een erg dure grap, want de rentetarieven lopen uiteen van 8 tot 12,9 procent. Sta je zonder toestemming van de bank rood (bijvoorbeeld na een automatische incasso), dan loopt de teller nog verder op. 14 procent is geen uitzondering.
Elke dag dat je rood staat, betaal je 1/365ste deel van de jaarlijkse rente. Sta je bijvoorbeeld 100 euro rood en moet je hierover 12 procent rente betalen, dan ben je per dag ongeveer 3 cent rente verschuldigd (12 euro gedeeld door 365).
Sta je slechts enkele dagen per jaar rood en gaat het om kleine bedragen, dan is er niet zoveel aan de hand. Maar is roodstand structureel, dan kan het je veel geld kosten.
De rente over roodstand is bovendien hoger de rente over een persoonlijke lening of een doorlopend krediet (zie verderop). Moet je een groot bedrag lenen, dan is het meestal verstandiger om een persoonlijke lening of een doorlopend krediet af te sluiten.
Heb je slechts tijdelijk een tekort, dan is rood staan per saldo voordeliger. Er zijn ook banken waar je enkele dagen kosteloos rood mag staan.
Vergelijk tarieven
Natuurlijk is het nóg verstandiger om nooit rood te staan. Kun je dat echt niet voorkomen, dan loont het de moeite om de tarieven van banken met elkaar te vergelijken, want de verschillen zijn groot.
Bij Rabobank en ING ben je 12 procent verschuldigd, terwijl Knab slechts 5 procent in rekening brengt. Die 5 procent geldt overigens alleen als er voldoende geld op een andere rekening van Knab staat.
Een valkuil waar veel consumenten in trappen is dat ze rood staan op een betaalrekening, tegen een rente van 10 procent, terwijl ze elders over hun spaargeld 0,02 procent rente ontvangen. Wil je voorkomen dat je op deze manier de bank spekt, zuiver dan tekorten op je betaalrekening altijd aan.
Bij sommige banken kun je je saldo vanuit een andere rekening automatisch laten aanvullen als je rood staat. Je hebt er dan geen omkijken naar.
Behalve de hoge rente heeft rood staan nog een ander nadeel: mag je meer dan 250 euro rood staan, dan wordt dat geregistreerd bij het Bureau Krediet Registratie (BKR). Dit kan ertoe leiden dat je minder mag lenen voor een hypotheek.
Een uitzondering hierop is Knab: omdat je een keer per maand het tekort moet aanzuiveren en je een positief saldo op een tegenrekening moet hebben, is BKR-registratie hier niet nodig.
4. Lening: 4 tot 10 procent
Heb je grotere bedragen nodig, dan kun je kiezen voor een persoonlijke lening of een doorlopend krediet. In het tweede geval spreek je een maximaal bedrag af en kun je naar behoefte geld opnemen. Je betaalt rente over het bedrag dat je opneemt.
Hoeveel rente je moet betalen hangt af van verschillende factoren, zoals de hoogte van de lening en de vraag of er een onderpand is, zoals een huis. Voor een persoonlijke lening ligt de ondergrens rond de 4 procent. Voor een doorlopend krediet moet je rekenen op 5 tot 10 procent.
Oversluiten kan lonen
Het is verstandig om ook nadat je een lening hebt afgesloten de rentetarieven goed in de gaten te houden. Tijdens de looptijd van je lening kunnen de rentetarieven namelijk veranderen. Als deze stijgen, kun je overwegen om de lening over te sluiten naar een andere partij met een lagere rente.
Een doorlopend krediet mag je boetevrij aflossen. Maar gaat het om een persoonlijke lening, dan moet je meestal wel betalen, omdat de kredietverstrekker rente misloopt. Weeg daarom de kosten en baten goed tegen elkaar af en kijk ook naar de voorwaarden.
Vergelijkingssite Independer heeft nog een tip voor consumenten die geld moeten lenen. Voor kleine leningen betaal je vaak een hogere rente dan voor grotere leningen. Heb je meerdere kleine leningen (dit kan ook roodstand zijn of een creditcardschuld), dan kun je overwegen om deze samen te voegen in één lening. Dat levert niet alleen lagere maandlasten op, maar maakt het ook een stuk overzichtelijker.
5. Creditcard: vanaf 10 procent
Ook creditcardmaatschappijen schuwen dubbelcijferige rentepercentages niet. Toch hoef je niet bang te zijn dat je zomaar 14 procent rente moet betalen bij een aankoop van 80 euro. Zolang je het openstaande saldo op tijd terugbetaalt, hoef je geen rente te betalen.
Alleen als je achterstanden oploopt, begint de teller te lopen. Maar dan kan het wel hard gaan, dus zorg ervoor dat je niet structureel in de min staat.
Net als bij rood staan, loop je ook bij een creditcard het risico op een BKR-registratie. Maar lang niet iedereen wordt hiermee geconfronteerd. Als jouw creditcardmaatschappij binnen dertig dagen de bestede bedragen automatisch incasseert, komt het BKR hier niets over te weten. Alleen als je in termijnen terugbetaalt, wordt dat geregistreerd.