- Binnen enkele weken kun je de belastingaangifte voor het jaar 2023 indienen bij de Belastingdienst.
- Afgelopen jaar heeft het kabinet Rutte de belastingdruk voor burgers verlaagd, als onderdeel van een reeks koopkrachtmaatregelen.
- Business Insider Nederland laat aan de hand van drie voorbeelden zien hoeveel minder belasting je in principe betaalt over het fiscale jaar 2023, vergeleken met 2022.
- Lees ook: Fiscus rekent voor spaarders fors hoger fictief rendement bij belastingaangifte 2023: zo pakt dat uit
De belastingaangifte over het jaar 2023 komt er binnenkort aan. Vanaf 1 maart kun je de aangifte insturen. Voor de inkomstenbelasting in box 1 betaal je in principe minder belasting dan in het voorgaande jaar, op basis van een vergelijkbaar inkomen. Dit heeft te maken met koopkrachtmaatregelen die in 2023 van kracht zijn geworden.
In 2022 werd Nederland getroffen door een energiecrisis en zeer hoge inflatie en daarom heeft de regering toen voor het fiscale jaar 2023 een reeks lastenverlichtingen voor burgers ingevoerd. Dat zou je in principe moeten merken bij de eindafrekening voor de inkomstenbelasting, die plaatsvindt bij de belastingaangifte van 2023.
Om een beeld te geven hoe dat kan uitpakken heeft Business Insider Nederland een aantal voorbeelden gemaakt. We kijken daarbij naar vergelijkbare lonen in 2023 en 2022 voor inkomens van respectievelijk 45.000 euro, 80.000 euro en 100.000 euro bruto op jaarbasis. Eventuele loonsverhogingen in 2023 hebben we dus niet meegenomen.
Bij de fiscale vergelijking van de belastingen over het jaarinkomen spelen een paar zaken mee:
- Om te beginnen is het belastingpercentage dat geldt in de eerste belastingschijf van box 1 in 2023 iets verlaagd vergeleken met het voorgaande jaar: van 37,07 procent in 2022 naar 36,93 procent in 2023.
- Bovendien is de inkomensgrens van de eerste schijf in 2023 opgerekt naar 73.032 euro. Dit betekent dat in 2023 ruim 3.500 euro extra aan inkomen onder het lagere belastingtarief valt, vergeleken met het voorgaande jaar.
- Het tarief voor de tweede schijf is zowel in 2022 als 2023 stabiel gebleven op 49,5 procent. Dit heeft dus betrekking op respectievelijk het inkomen boven de 69.399 euro in 2022 en boven de 73.032 euro in 2023.
- Wie in 2022 aftrekposten had zoals de betaalde hypotheekrenteaftrek, kon dit met een hoger inkomen maximaal tegen een percentage van 40 procent verrekenen. In 2023 is het maximale tarief voor aftrekposten van hogere inkomens gedaald en gelijk gesteld aan het belastingtarief in de eerste schijf, ofwel 36,93 procent. Hiermee leverden aftrekposten voor hogere inkomens iets minder fiscaal voordeel op.
- Tot slot geldt dat twee belangrijke zogenoemde heffingskortingen in 2023 zijn verhoogd vergeleken met het voorgaande jaar. Het gaat hier om de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Dit zijn bedragen die in mindering mogen worden gebracht op de te betalen belasting. Beide fiscale voordelen worden wel kleiner naarmate iemand meer verdient.
Lees ook: Moet de koning belasting betalen? Dat moet een volgend kabinet maar beslissen, vindt Rutte
Belastingaangifte 2023: fiscale druk is iets lager
Met deze zaken in het achterhoofd kunnen we kijken naar de voorbeelden van het verschil in fiscale druk in 2023 vergeleken met het voorgaande jaar. Met behulp van deze tool van berekenhet.nl kun je de fiscale verschillen tussen 2023 en 2022 tegenover elkaar zetten.
We beginnen met een bruto jaarinkomen van 45.000 euro. We zijn er hierbij vanuit gegaan dat de belastingplichtige een eigen woning heeft met een WOZ-waarde van 225.000 euro en 6.750 euro aan aftrekbare hypotheekrente. Dat ziet er als volgt uit:
In de bovenstaande tabel is te zien dat de belasting in box 1, inclusief het effect van de hypotheekrentaftrek, in 2023 iets lager uitvalt. De bedragen van de algemene heffingskortingen zijn juist iets hoger. Per saldo levert dit een netto voordeel op van 1.204 euro op jaarbasis in 2023.
Dan de inkomens van respectievelijk 80.000 euro en 100.000 euro bruto per jaar. In deze gevallen hebben we ook gerekend met huiseigenaren die woningen met een WOZ-waarde van respectievelijk 400.000 euro en 500.000 euro bezitten. De aftrekbare hypotheekrente is hier respectievelijk 12.000 euro en 15.000 euro.
Deze twee hogere inkomens vallen deels in de tweede schijf van de inkomstenbelasting, met het belastingpercentage van 49,5 procent.
De fiscale verschillen tussen 2023 en 2022 zien er als volgt uit:
Ook voor de hogere inkomens geldt dat de verlaging van het belastingpercentage in de eerste schijf in 2023 zorgt voor een wat lagere belasting in box 1. Echter, het voordeel van de hypotheekrenteaftrek is ook minder groot door de verlaging van het maximale tarief voor aftrekposten bij de hogere inkomens. Op dat punt neemt de belastingdruk dus iets toe.
De verhoging van de algemene heffingskorting in 2023 heeft voor inkomens die in de tweede belastingschijf vallen verschillende effecten. Bij het inkomen van 80.000 euro is er in 2022 geen algemene heffingskorting, maar in 2023 gaat het om een fiscaal voordeel van 222 euro. Voor het inkomen van 100.000 euro blijft de algemene heffingskorting in beide jaren nul euro.
De hogere inkomens krijgen in beide voorbeelden de arbeidskorting en die valt in 2023 hoger uit dan in 2022. Al zie je dat het absolute bedrag voor het inkomen van 100.000 euro fors lager is dan voor het inkomen van 80.000 euro.
Per saldo geldt dan voor het bruto jaarinkomen van 80.000 euro in 2023 een netto voordeel van 1.183 euro en bij het inkomen van 100.000 euro gaat het om een netto voordeel van 790 euro.
Je kunt de verschillen voor de inkomstenbelasting in box 1 ook nog tegenover elkaar zetten door de belastingdruk als percentage van het bruto jaarinkomen te nemen. Dat ziet er dan als volgt uit.
Te zien is dat in de drie voorbeelden de belastingdruk procentueel gezien oploopt met het inkomen, wat in lijn is met het progressieve karakter van de inkomstenbelasting.
Wel is het zo dat de effectieve belastingdruk door de voordelen van de heffingskortingen en de hypotheekrenteaftrek ook bij de inkomens van 80.000 euro en 100.000 euro lager is dan het standaardtarief van de eerste belastingschijf van zo'n 37 procent.