Met de extreem lage spaarrentes en een sterk oplopende inflatie doet de fiscale heffing op spaargeld meer pijn dan ooit voor Nederlanders met een bescheiden spaarpot. Geen wonder dat de roep om aanpassingen van de vermogensbelasting in box 3 aanzwelt.

De belasting op spaargeld in box 3 is al jaren een heikel onderwerp. In juni oordeelde de Hoge Raad dat een oude heffingsmethode die de fiscus in 2013 en 2014 nog hanteerde, eigenlijk niet door de beugel kan.

Tot twee jaar geleden deed de overheid of je jaarlijks 4 procent rendement haalt op spaargeld en beleggingen. Dat fictieve rendement werd tegen 30 procent belast, zodat je effectief 1,2 procent belasting betaalde over je vermogen.

Doordat spaarrentes al jaren dalen werd de effectieve heffing van 1,2 procent in box 3 voor kleinere spaarders een steeds zwaardere last.

De Hoge Raad heeft in juni geoordeeld dat het veronderstelde rendement van 4 procent in de jaren 2013 en 2014 inderdaad te hoog was. Maar spaarders die achteraf compensatie willen voor te veel betaalde belasting, moeten dat individueel aankaarten bij de Belastingdienst.

Lees daar hier meer over: Belasting op spaargeld in box 3 was te hoog, aldus de Hoge Raad – dit kun je doen als gedupeerde spaarder

Sinds 2017 worden kleinere vermogens iets minder zwaar belast in box 3. Voor vermogen tot een ton gaat de fiscus uit van een wat lager fictief rendement, waardoor de effectieve heffing voor kleinere spaarders neerkomt op ongeveer 0,6 procent.

Belasting op sparen in box 3: het moet anders

Inmiddels zijn er plannen om kleinere spaarders nog wat meer te ontzien. Het kabinet-Rutte 3 komt op Prinsjesdag met suggesties, maar die worden waarschijnlijk op z'n vroegst in 2021 doorgevoerd.

Begin deze maand heeft de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) wel een notitie verstuurd, waarin de club van belastingadviseurs drie suggesties doet om de vermogensheffing in box 3 anders in te richten.

Volgens de NOB is het wel degelijk mogelijk de wet zo aan te passen dat kleinere spaarders al in 2020 minder zwaar worden belast. De alternatieven van de club van belastingadviseurs zien er zo uit:


Hogere vrijstelling voor spaargeld en beleggingen in box 3

Voor de vermogensheffing in box 3 geldt dit jaar een vrijstelling van 30.360 euro per persoon. Pas boven dit bedrag is het vermogen belast.

Een simpele optie is om het bedrag van de vrijstelling te verhogen. Voordeel hiervan is volgens de NOB dat deze aanpassing makkelijk is uit te voeren. Nadeel is dat niet alleen kleinere spaarders, maar ook Nederlanders met een groter vermogen hier sterk van profiteren.

Om een idee te geven: stel je verhoogt de vrijstelling van 30.360 euro naar 60.000 euro per persoon. Voor een kleinere spaarder met precies 60.000 euro gebeurt er dan het volgende. Bij de oude vrijstelling van 30.360 euro betaalt deze spaarder 172 euro belasting in box 3. Dat gaat naar nul, als de vrijstelling stijgt tot 60.000 euro.

Maar heb je wat meer vermogen, bijvoorbeeld een ton, dan is de hogere vrijstelling ook aantrekkelijk. Bij de huidige vrijstelling van 30.360 euro betaal je met een ton vermogen effectief 404 euro. Gaat de vrijstelling naar 60.000 euro, dan halveert de belasting bijna en kom je op 232 euro uit.


Korting op de belasting in box 3 als het daadwerkelijke rendement laag is

Waarom wordt er geen belasting geheven op de daadwerkelijke rendement dat je haalt met sparen en beleggen? De belangrijkste tegenwerping van de fiscus is dat het vaststellen van het daadwerkelijke rendement op spaargeld en beleggingen administratief veel complexer is.

De club van belastingadviseurs denkt in dit verband aan een 'ja, tenzij'-achtige regeling. De fiscus blijft dan in principe werken met de huidige regeling in box 3.

De Belastingdienst gaat nu uit van een fictief rendement dat verschilt, afhankelijk van de hoogte van het vermogen. Daarbij bedraagt de effectieve heffing in box 3 tot een ton ongeveer 0,6 procent (waarbij er dus eerst nog de vrijstelling van 30.360 euro afgaat). Voor vermogen tussen de ruim 100.000 euro en iets meer van 1 miljoen euro is de effectieve heffing 1,34 procent. Daarboven geldt een heffing van 1,68 procent.

Blijkt nu dat een belastingplichtige een veel lager rendement heeft gehaald met sparen en beleggen, vergeleken met het fictieve rendement van de fiscus, dan kan de Belastingdienst een korting toepassen op de te betalen belasting.

Dit idee van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs brengt wel de nodige rompslomp mee. Je moet als belastingplichtige protest aantekenen als je de heffing in box 3 te hoog vindt. De Belastingdienst moet dit vervolgens checken en corrigeren.


Box 3: belasting heffen op basis van daadwerkelijk rendement van spaargeld

De derde variant die de NOB voorstelt is om alleen voor spaargeld (maar niet voor aandelen) uit te gaan van het daadwerkelijk behaalde rendement. Dit zou redelijk goed uitvoerbaar zijn, omdat het voor banken relatief eenvoudig is om apart gegevens aan te leveren over het spaargeld.

Een risico is dan wel dat belastingplichtigen rond de peildatum van de belastingaangifte geld dat in aandelen zit, nog even snel overhevelen naar spaarrekeningen. Want als de spaarrente laag is, omzeilen ze daarmee de hogere fiscale heffing op aandelen.

Maar volgens de NOB is dit risico niet heel hoog, omdat belastingplichtigen bij het overhevelen van geld uit aandelen naar spaarrekeningen extra transactiekosten maken: de aandelen moeten tijdelijk worden verkocht en na de peildatum ook weer worden aangekocht. Dit levert dubbele transactiekosten op.


Volgens de Orde van Belastingadviseurs kunnen de drie bovengenoemde opties stuk voor stuk in 2020 worden ingevoerd. Wel zien de belastingadviseurs dit als een quick fix, een tijdelijke maatregel om snel iets te doen met de recente uitspraak van de Hoge Raad.

Voor de langere termijn pleiten de belastingadviseurs voor een bredere hervorming van de inkomstenbelasting, zodat die eenvoudiger en beter uitvoerbaar wordt.

Lees meer over belastingen en vermogen: