Het kabinet Rutte neemt nog een paar maanden om een visie op de hypotheekrentefaftrek te formuleren. Intussen is overduidelijk dat de aanbidding van de koopwoning voor grote problemen heeft gezorgd. Huurhuizen houden mensen én de economie flexibel, stelt Arend van den Berg.
Het kabinet Rutte broedt dezer dagen in het Catshuis op miljardenbezuinigingen
om het begrotingstekort volgend jaar niet te laten ontsporen. En passant
liet staatsecretaris Weekers van Financiën dinsdag weten, dat de regering
nog een paar maanden nodig heeft om een visie op de woonmarkt te formuleren.
Inclusief de toekomst van de hypotheekrenteaftrek.
Als er al iets gaat gebeuren aan de aanpak van woningsubsidies voor
huiseigenaren, dan wordt dat dus zeker een lange-termijnoperatie. Gevoel van
urgentie tonen Rutte en de zijnen in ieder geval niet.
Heilig huis
Hoe meer woningbezitters hoe beter, is tot nog toe de mantra van politici. “Eigen
woningbezit is liberaal, sociaal en emanciperend.” Zo staat het in het
laatste verkiezingsprogramma van de VVD.
Als het aan de liberale partij ligt, moeten ook lagere en middeninkomens een
huis kunnen kopen. Dat zou goed zijn omdat een eigen huis, in de woorden van
de fractie, ‘een eigen verantwoordelijkheid’ geeft om zorg te dragen voor de
instandhouding van het eigendom.
Met andere woorden: bezitters van een eigen woning zorgen beter voor hun huis
dan huurders.
Die politiek breed gedragen liefde voor het koophuis bestaat al decennia in
Nederland. Dat is gek, want elk bewijs voor de stelling dat kopers beter
voor hun huis zorgen dan eigenaren van huurwoningen, ontbreekt. Er is geen
enkele reden om eigenwoningbezit zwaar te subsidiëren.
Dat gaf nota bene een ambtelijke werkgroep in haar deelrapport over de
woningmarkt drie jaar geleden al aan. Deze werkgroep moest in 2010 voor het
toenmalige kabinet-Balkenende bezuinigingsvoorstellen doen.
Onderhoud eigen woning
Met enige moeite kun je één argument noemen ten voordele van koophuizen: als
huiseigenaren hun bezit goed onderhouden, heeft dat een positief effect op
hun wijk. (Maar als verhuurders hun bezit serieus nemen, zorgen ze ook voor
goed onderhoud).
Er zijn dus geen harde redenen om miljarden subsidiegeld te sluizen naar de
3,9 miljoen bezitters van een koophuis. Jaarlijks ontvangen die ruim 15
miljard aan douceurtjes, zoals de hypotheekrenteaftrek en andere fiscale
steun minus lasten zoals de overdrachtsbelasting.
De aanbidding van dat heilige huisje heeft ons echter opgezadeld met een reeks
grote problemen. De hoge woningprijzen zijn genoegzaam bekend. Net als de
torenhoge hypotheekschuldenberg van Nederland: 644 miljard euro halverwege
2011.
En we hebben in de VS gezien wat de desastreuze effecten zijn, als te veel
mensen een huis kopen dat ze zich eigenlijk niet kunnen veroorloven.
Huren maakt flexibel
Het grote eigenwoningbezit leidt bovendien - in combinatie met de schaarste
aan betaalbare huizen en de overdrachtsbelasting - tot een lagere dynamiek
in de economie. Wie verhuist er nog voor zijn werk vanuit een koophuis? De
keuze is dan gauw gemaakt: óf niet verhuizen en niet solliciteren op die
leukere of betere baan óf langer forensen. Beide zijn allesbehalve ideaal.
Om nog maar te zwijgen over koophuisbezitters die hun relatie willen
beëindigen. Voor menigeen is het koophuis een blok aan het been, dat
verzuurde stellen belemmert om uit elkaar te gaan.
Neem dan huren: geen zorgen over groot onderhoud, een kapotte cv-ketel of een
lekkende dakgoot. Geen huurwaardeforfait, opstalpremie of OZB. Geen vrees
voor een aanstaande renteverhoging van de bank of lastige discussies omdat
je toevallig zzp'er bent. Geen zweet in de oksels over een woningmarkt die
inzakt. Makkelijk verhuizen: je kunt elke maand opzeggen. Het enige wat je
mist is de mogelijkheid om je huis eens flink te verbouwen.
Uitgespaarde kosten
Misschien bouw je als huurder geen vermogen op. Daar staat tegenover dat als
je al die kosten die de koophuisbezitter jaarlijks bovenop zijn hypotheek
betaalt, apart zou zetten op een spaarrekening, je een behoorlijk kapitaal
opbouwt: elk jaar 2.500 euro apart zetten, levert na 30 jaar 145.000 euro op
bij een rente van 4 procent.
Huren is kortom handig. Zeker als starter op de arbeidsmarkt. Of als oudere
die zijn koophuis van de hand doet en het geld gebruikt als aanvulling op
het staatspensioen, een wereldreis of zorg op maat. Het wordt dus tijd voor
eerherstel voor het huurhuis én de huurders.
Niet omdat de huurmarkt in Nederland zo ideaal is. Integendeel. Ook daar
stromen de subsidies rijkelijk. En gezonde concurrentie tussen de almachtige
woningcorporaties ontbreekt, zodat ze onvoldoende prikkels hebben om
marktgericht te opereren. Met als grootste manco: het ontbreken van een
middensegment van betaalbare huurwoningen op de vrije markt. Maar dat is een
ander verhaal.
Huurhuizen houden mensen én de economie flexibel. Lang leve huren.
(Ikzelf ben overigens een tevreden bezitter van een eigen huis.)
Lees ook:
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl