• Afgelopen dinsdag lanceerde Apple een aantal nieuwe iPads, waaronder een volledig vernieuwd instapmodel.
  • De compleet nieuwe iPad heeft nu de looks van de andere modellen, komt met een USB-C-aansluiting en heeft als enige een correct geplaatste selfiecamera.
  • Maar de iPad is aanzienlijk duurder geworden en werkt niet met alle accessoires van Apple. Dat zorgt voor nieuwe problemen.
  • Lees ook: Is de iPad Air eigenlijk een goedkope iPad Pro? We vergelijken het huidige aanbod

Afgelopen dinsdag introduceerde Apple nieuwe iPads. De iPad Air kreeg geen vernieuwing. En waar de update van de Pro-modellen vrijwel alleen om een prestatie-boost draaide, werd het instapmodel van de iPad volledig vernieuwd.

De iPad past qua looks nu bij de rest van de iPad-familie. De grote balken met de ‘home’-knop zijn vervangen voor dezelfde dunne randen die de Air- en Pro-modellen al langer hebben.

Maar dat betekent niet dat de goedkoopste tablet Face-ID krijgt, dat blijft vooralsnog alleen toebedeeld aan de Pro’s. Het vingerafdrukgevoelige Touch-ID is nu terug te vinden op de aan/uit-knop aan de zijkant van de tablet.

Ook heeft geen enkele iPad na deze update nog de lightning-connector. Alle modellen zijn over op USB-C, waarbij alleen de Pro-modellen ook de snelheden en voordelen van Thunderbolt 4 hebben.

Camera op de juiste plaats

Wat ook veranderd is, is de plaats van de camera. Op de nieuwe iPad bevindt deze zich bovenaan als je hem in landschapmodus houdt. Op andere modellen bevindt de camera zich in landschapmodus aan de linker- of rechterkant. Daardoor kan het tijdens Zoom-meetings soms lijken alsof je je aandacht er niet bij hebt, als je je iPad in een hoes of met een toetsenbord gebruikt. De camera neemt je immers van de zijkant op, waardoor het net is alsof je niet naar het scherm kijkt.

Ook komt het nieuwe model met de 'Center Stage'-software die je volgt en ervoor zorgt dat je je altijd in het midden van het beeld bevindt. Hierdoor kom je voortaan met de goedkoopste iPad professioneler over in Zoom-calls dan met de duurdere Air- en Pro-modellen.

En ja, je hebt gelijk. Deze wijziging hadden ze ook kunnen doorvoeren voor de iPad Pro's. Die zijn immers tegelijk vernieuwd. Waarom Apple ervoor koos om dit niet te doen, weet alleen Apple.

Natuurlijk kreeg de iPad ook een snelheidsboost. Een kleine, want de M1- of M2-processoren zijn geen optie voor de instapmodellen. De nieuwe iPad moet het doen met dezelfde en inmiddels al wat verouderde processor van de iPhone 13: de A14 Bionic. Een stapje omhoog van de A13 Bionic.

Apple iPad 10e generatie 2022.
Apple iPad 10e generatie 2022.
Apple

Een nieuw prijskaartje

Aan deze veranderingen hangt een flink prijskaartje. Net als alle andere iPads, is ook de prijs van het instapmodel flink opgeschroefd. Hij kost nu minimaal 589 euro voor een versie met 64 GB. Dat is 150 euro meer dan het uitgaande model die 'slechts' 439 euro kostte.

Met de nieuwe prijsstelling is hij 200 euro goedkoper dan de iPad Air en bijna 500 euro goedkoper dan de iPad Pro 11-inch. En daar beginnen de problemen zich te vertonen, want voor die 200 euro die je extra voor een iPad Air zou kunnen neerleggen, krijg je in essentie alleen een snellere M1-processor. Dat lijkt het niet waard.

Daar komt nog eens bij dat je met die extra investering weer inlevert op de plaatsing van de camera en genoegen moet nemen met toetsenborden zonder functietoetsen. Maar daarentegen kan je met de Air wel gebruik maken van de magnetisch koppelbare Apple Pencil 2. Het nieuwe instapmodel kan dit niet. Die werkt nog met de Apple Pencil 1, die met een USB-C-verloopje opgeladen moet worden. Een bijzonder lastige keuze dus.

De plaatsing van de camera en het nieuwe toetsenbord met functietoetsen geeft aan welke richting Apple met de nieuwe iPad op wil: hij moet gebruikt worden als vervanger van een goedkopere laptop. Maar daarbij vergeet het bedrijf uit Cupertino één belangrijk ding: de iPad is alles behalve een computer. Hoe graag je het ook wilt, hij biedt lang niet dezelfde functionaliteiten en kracht. En zelfs al zou de iPad een M1- of M2-processor gekregen hebben, laat iPadOS het nog steeds niet toe om daar hetzelfde vermogen uit te halen als bijvoorbeeld een MacBook Air met MacOS.

De iPad als computer of een MacBook?

Dan komt er nog bij dat als je er toch voor kiest om de iPad om te toveren naar een semi-computer, dat je inclusief accessoires op een investering van bijna 900 euro uitkomt (dat is exclusief Apple Pencil – als je die meetelt, zit je op 1.000 euro). En dan is het gat met een volledige computer, zoals de MacBook Air M1, ineens heel klein.

Dus hoewel de nieuwe iPad broodnodige vernieuwingen doorvoerde, maakt het de keuze tussen de verschillende iPads lastiger dan ooit. De keuzes die Apple in de iPad-lijn maakt zijn op zijn minst vreemd te noemen. Je kunt je nu zelfs afvragen wat de positie van de nieuwe iPad in het gehele Apple-aanbod is.

Ook schurken de prijzen in sommige gevallen zo dicht tegen die van de laptops aan, dat de meerwaarde van een iPad als computer eigenlijk helemaal verdwijnt.

Daarnaast kunt je jezelf afvragen of de iPad en iPad Air nog wel genoeg van elkaar verschillen om twee losse modellen te vertegenwoordigen. Qua innerlijk en uiterlijk zijn ze nagenoeg hetzelfde, het grote verschil zit hem in de compatibiliteit met accessoires.

Welke iPad moet je dan kopen? Een eenvoudig antwoord op deze vraag is de iPad Pro. En dan wel het uitgaande M1-model. Deze gaat bij veel verkopers in de aanbieding, waardoor hij met zijn Pro-functionaliteiten toch aantrekkelijk wordt. Maar zelfs als je de normale prijs ervoor moet betalen, krijg je – zeker in vergelijking met het duurder wordende nieuwe aanbod – ineens relatief veel waar voor je geld.

LEES OOK: Smartphones van grote merken lijken steeds meer op elkaar: hoe kunnen merken als Apple, Google en Samsung zich nog onderscheiden?