Sinds de introductie van de MacBook Pro in 2016 heeft Apple de aansluitingen voor opladers, audio en video verwijderd op de laptops en die vervangen door twee USB-C-poorten.
Het is duidelijk wat Apple daarmee wil bereiken. USB-C heeft vele voordelen boven een reguliere USB-poort (die trouwens officieel USB-A heet). Voor opladen, het aansluiten van een monitor en allerlei accessoires kan nu dezelfde kabel worden gebruikt. En het maakt een einde aan misschien wel het meest frustrerende van de USB-kabel: beide kanten kunnen probleemloos ingeplugd worden. Erg elegant in de beste Apple-traditie.
Het betekent ook dat de USB-C-oplader met elk USB-C-gadget samen kan werken. Als ik op reis ben heb ik geen aparte oplader nodig voor mijn Nintendo Switch – de oplader voor de MacBook Pro doet het prima.
Als je een telefoon of tablet hebt die wordt opgeladen via USB-C, zoals de Google Pixel 2 of de Microsoft Surface Go, dan kun je die er ook mee opladen.
Het is niet ongebruikelijk voor Apple om bij dit soort nieuwe standaarden voor de troepen uit te lopen. Zo kreeg de iMac in de jaren negentig felle kritiek om dat er geen floppydiskdrive meer in zat, maar dat bleek met de opkomst van internet, rewritable cd's en USB-flashdrives een goeie beslissing.
Maar dit keer heeft Apple zich wellicht in de eigen voet geschoten. Want hoewel een aantal belangrijke gadgetaanbieders zoals Google en Nintendo flink inzet op een toekomst met USB-C, draait de rest van de wereld nog op de ouwe trouwe USB-A. Als je een muis of toetsenbord dat je al hebt wil inpluggen op de MacBook Pro, heb je nog altijd een soort van adapter, hub of dongle nodig. Dit noemen gadgetkenners de "dongle-hel" waarbij het aansluiten van heel gebruikelijke accessoires heel veel hoofdpijn met zich meebrengt.
Opvallende vergissing
Het belangrijkste signaal dat de wereld nog niet helemaal klaar is voor USB-C komt van Apple zelf.
De nieuwste smartphones van Apple, de iPhone XS en de iPhone XS Max, worden niet met USB-C-oplader geleverd of met een adapter waarmee je er eentje kan gebruiken. Dat betekent dat je de duurste nieuwe iPhone (vanafprijs 1.159 euro) niet kan gebruiken met de duurste MacBook Pro zonder een nieuwe kabel of dongle te kopen.
Een opvallende vergissing van Apple, dat juist graag opschept over hoe goed de iPhone en de Mac samenwerken. Software als iMessage en Photos werkt prima tussen telefoon en computer, maar zonder meegeleverde kabel is het een stuk lastiger de hardware op elkaar aan te sluiten.
Misschien is Apple erg vooruitziend en zal USB-C over niet al te lange tijd overal de dominante standaard zijn. Maar het is wel erg moeilijk om die impliciete claim van Apple serieus te nemen als zelfs de eigen iPhone-tak er niet in lijkt te geloven.