- Twaalf jaar geleden maakte Apple indruk met de introductie van de door artificial intelligence (AI) aangedreven stemassistent Siri.
- Maar nu loopt het bedrijf behoorlijk achter op haar concurrenten, stelt Michael Gartenberg, columnist en voormalig marketingmanager bij Apple.
- Hij wijt de achterstand vooral aan het feit dat Siri nog steeds moeite heeft met het begrijpen van context.
- Lees ook: Hoe kan het dat Google zo achterloopt in de AI-race?
Michael Gartenberg is een voormalig senior-marketingmanager bij Apple en heeft het bedrijf meer dan twee decennia gevolgd als marktonderzoeksanalist bij Gartner, Jupiter Research en Altimeter Group. Hij is ook aandeelhouder van Apple. Gartenberg is op Twitter te vinden onder @Gartenberg.
OPINIE – Apple staat vooral bekend om zijn strakke ontwerpen, vooruitstrevende technologie en innovatieve consumentenproducten. Maar op het gebied van kunstmatige intelligentie, vooral voor spraakassistent Siri, geldt precies het tegenovergestelde. En dat terwijl de concurrentie in de vorm van Google en Microsoft (samen met OpenAI) juist gigantische stappen zet op dit front.
Toen Siri in 2011 werd geïntroduceerd, werd het gezien als een doorbraak in AI-technologie. Maar nadien wist de stemassistent de potentie niet waar te maken. Vooral op het gebied van het kunnen verwerken van natuurlijke taal, loopt Siri achter.
De spraakassistent van Apple heeft moeite om een gesprek in context te plaatsen en kan slechts één taak tegelijk uitvoeren. Denk hierbij aan het instellen van timers en herinneringen. Zelfs jaren na de introductie blijft het een risico om Siri om een correct antwoord te vragen of een gedicteerd bericht naar de juiste persoon te sturen.
Google Assistant en OpenAI's ChatGPT kunnen gesprekken wel in context plaatsen, omdat ze natuurlijke taal kunnen verwerken. Hierdoor zijn ze in staat de nuances van menselijke taal te begrijpen en hierop adequaat te antwoorden.
Als je de bij zoekmachine Bing ingebouwde AI-chatbot bijvoorbeeld vraagt wat het kan dat Siri niet kan, geeft het als antwoord dat het complexe politieke situaties kan samenvatten.
Vraag je aan Siri het tegenovergestelde, dan geeft de spraakassistent van Apple instructies over hoe je Bing kunt openen. Siri geeft je de tip om "open Bing" te zeggen. Dat is in zekere zin waar, want Bing kan geen apps openen op de iPhone, maar de stemassistent snapt de intentie van de vraag niet.
Siri's prestaties zijn ook gelimiteerd door de gebrekkige integratie met apps van derden. Apple bepaalt met welke apps Siri interactie mag hebben en beperkt dit vooralsnog tot het eigen ecosysteem.
Google Assistant en ChatGPT hebben daar geen last van en kunnen overweg met veel meer verschillende apps, waardoor hun bruikbaarheid ook aanzienlijk groter is.
Siri heeft maar beperkt toegang tot data
Het gesloten ecosysteem van Apple zorgt er ook voor dat Siri maar beperkt toegang heeft tot data. En dat maakt het lastig voor de spraakassistent om zichzelf te verbeteren.
Dit soort kunstmatige intelligentie heeft immers gigantische hoeveelheden data nodig om goed te kunnen werken. En hoewel mensen vraagtekens zetten bij de manier waarop Google en OpenAI gegevens verzamelen om hun AI-modellen te trainen, kan niemand ontkennen dat deze gigantische hoeveelheid data ervoor heeft gezorgd dat hun AI-tools een stuk beter werken.
Bovendien maakt Apple amper gebruik van open-source-technologieën. En laten die nou juist essentieel zijn voor de ontwikkeling van artificial intelligence. Deze technologie maakt het voor softwareprogrammeurs mogelijk om samen te werken aan projecten, waardoor die sneller en efficiënter worden ontwikkeld.
Apple past zichzelf langzamerhand aan. Tot 2015 publiceerde het concern geen enkel onderzoek over AI, maar sinds 2017 heeft Apple een eigen website in het leven geroepen waarop de techgigant nu zo'n 370 onderzoeken heeft gepubliceerd.
Toch staat dit in schril contrast met Google, dat niet terugdeinst voor een beetje open-source-ontwikkeling en honderden AI-onderzoeken per jaar publiceert.
Hoewel Apple ook deelneemt aan gemeenschappen als Hugging Face, waar AI-onderzoekers de modellen delen die ze gebruiken om AI-apps te trainen, is de deelname van Apple daar relatief bescheiden. Apple deelde tot nu toe elf modellen, tegenover 245 van Microsoft en 587 van Google.
Daar komt nog eens bij dat veel van de bijdragen van Apple aan andere, grote open-source-AI-projecten vooral een eigenbelang dienen. De bijdragen aan TensorFlow (een project dat is voortgekomen uit Google) en PyTorch (voortgekomen uit Facebook) zijn gericht op aanpassingen waarmee ontwikkelaars deze technologieën op Mac-computers kunnen uitvoeren. Hoewel dat nuttig is (vooral voor de verkoop van Macbooks aan AI-specialisten), is het niet het soort samenwerking waar de open-source-gemeenschap op leunt.
Dat de ontwikkeling van Siri achterloopt en geïsoleerd raakt, wordt onderstreept door het feit programmeurs Apple verlaten om bij een ander bedrijf aan dit soort technologieën te werken.