De Zwitser Peter Voser heeft er bijna een jaar opzitten als topman van Shell.
In die periode profileerde hij zich vooral als snijkoning die minutieus let
op de kosten van het energieconcern en investeringen scherp toetst op het
winstpotentieel.

Op een persbijeenkomst in Londen dinsdag 16 maart, deed Voser zijn reputatie
eer aan. Maar de topman ging ook een stap verder. Met als centrale vraag:
waar moet Shell in 2020 staan?

Ook zuinig met dividend
Wat betreft de bezuinigingen kwam Shell’s bestuursvoorzitter met een paar
nieuwtjes. In 2011 gaan er nog eens duizend mensen extra uit bij Shell,
bovenop de duizend ontslagen dit jaar en de vijfduizend werknemers die Shell
in 2009 de wacht aanzegde. In totaal houdt Shell dan wereldwijd iets minder
dan 100 duizend medewerkers over.

Verder wil Voser wereldwijd flink snijden in aantallen pompstations en de
bulkverkoop van motorbrandstoffen, vooral in markten waar het bedrijf niet
nummer één of twee is. Bij de pompstations staat een kleine 10 procent van
het wereldtotaal van 45 duizend op de schraplijst.

Opvallend is ook de wijziging van het dividendbeleid voor aandeelhouders.
Sinds de Tweede Wereldoorlog hanteerde Shell het principe dat de
winstuitkering voor aandeelhouders altijd minimaal gelijke tred moest houden
met de inflatie, ofwel waardevast moest blijven. Dat principe gooit Voser
overboord. Het dividend is voortaan afhankelijk van de winst, de kasstroom
en de economische conjunctuur. Voor 2010 betekent dit alvast dat Shell
beleggers elk kwartaal op een ongewijzigd dividend trakteert van 0,42
dollarcent per aandeel, minder dan de verwachte inflatie.

Supermajor Shell
Zwaarwegender voor Shell's toekomst is de visie die Voser dinsdag etaleerde
voor de komende tien jaar. Het Brits-Nederlandse olie- en gasconcern hoort
vooralsnog nog bij de top drie in het westen, met ExxonMobil uit de
Verenigde Staten en het Britse BP.

Het goede nieuws was dat Voser dinsdag een forse toename kon rapporteren van
olie- en gasreserves waarvan het technisch en economisch vrij zeker is dat
Shell ze kan oppompen.

De bewezen reserves stegen afgelopen jaar met 2,2 miljard vaten, tot 14,1
miljard vaten eind 2009. Shell profiteerde deels van een boekhoudkundige
meevaller, omdat volgens Amerikaanse regels sinds 2009 ook olie uit
teerzanden meegeteld mag worden, terwijl dat eerder niet mocht. Maar het
concern heeft ook gewoon goede resultaten geboekt bij het opsporen van
nieuwe voorraden in de Golf van Mexico, Australië en Noord-Amerikaans gas
dat in complexe steenlagen zit.

Terug bij af
Kijk je historisch terug, dat bevindt Shell zich met bewezen reserves van 14
miljard vaten weer op het niveau van voor de crisis rond de opgeblazen olie-
en gasreserves uit 2004. Daarmee zit Shell nog wel duidelijk achter Exxon,
dat eind 2009 22,9 miljard vaten als bewezen reserves kon aanmerken, en BP
dat op 18,3 miljard vaten zat. Maar Shell heeft wel een inhaalslag gemaakt,
vooral dankzij investeringen in grote projecten zoals de oliewinning uit
Canadese teerzanden, het gasproject in Qatar en investeringen in Australië
en de Golf van Mexico.

Productieherstel 2012
Wat betreft de dagelijkse productie van olie en gas zat Shell eind 2009 op
een meerjarig dieptepunt van 3,15 miljoen vaten. Maar door het opstarten van
nieuwe projecten pompt Shell in 2012 dagelijks 3,5 miljoen vaten olie en gas
per dag op, een stijging van 11 procent. Hiermee teert Voser nog grotendeels
op de investeringen van zijn voorganger, de Nederlander Jeroen van der Veer.

Maar hoe verder? Voser stelde tijdens de persbijeenkomst dat Shell op eigen
kracht na 2012 verder kan groeien. Overnames zijn volgens de topman veelal
duur. Concreet gaf Shell's baas aan dat het bedrijf tussen 2012 en 2020
goede kansen ziet om nieuwe voorraden met een omvang van acht miljard vaten
olie en gas in productie te brengen, terwijl projecten die nu worden
opgestart na 2012 een productiepotentieel van 2,3 miljard vaten leveren.
Samen is dat ongeveer 10,3 miljard vaten.

Zet je dat af tegen de minimaal 3,5 miljoen vaten die Shell vanaf 2012
dagelijks denkt te produceren, dan soupeert Shell in de acht jaar tot 2020
ook zo'n 10,2 miljard vaten van zijn reservesbasis op. Netto is de groei dan
zeer beperkt.

Winstgevende vaatjes
Vosers troef zit 'm vooral bij de winstgevendheid van de productie. In
kostenstaatjes geeft Shell aan dat lastiger te winnen olie- en gasvoorraden,
in de diepzee en in compacte bodemlagen op het Noord-Amerikaanse vasteland,
bij olieprijzen van 30 tot 50 dollar per vat rendabel zijn.

Shell's Canadese teerzandprojecten kennen een hogere winstdrempel en vereisen
eerder olieprijzen van 60 dollar per vat of meer. Door vooral in te zetten
op goedkopere mogelijkheden in Noord-Amerika, de Golf van Mexico en
Australië wil Voser het winstpotentieel van Shell's productie opkrikken.

Politieke troefkaart
Al met al heeft Shell's topman echter geen robuust groeiverhaal voor de
komende tien jaar. Het blijft eerder vechten tegen dreigende krimp. En dat
terwijl staatsoliebedrijven uit het Midden-Oosten, Azië en Rusland, en
semi-staatsconcerns zoals het Braziliaanse Petrobras, gestaag hun positie
versterken op de mondiale energiemarkt.

Om fiscale en poltieke redenen kiest Shell er bewust voor om 60 tot 70 procent
van zijn opsporings- en winningsactiviteiten in stabiele, westerse landen te
concentreren, liet Voser dinsdag 16 maart weten. Dat wil ook zeggen dat
Shell, net als andere westerse concerns, lastig toegang krijgt tot regio's
waar de meeste en meest lucratieve olie- en gasvoorraden zitten.

Wil Shell serieus mee blijven doen met de mondiale wereldtop dan moet het
concern linksom of rechtsom ook deals weten te sluiten in politiek gevoelige
landen in het Midden-Oosten of in Rusland. De voormalige cijferman Voser zal
zich tevens moeten bewijzen als vaardig onderhandelaar en diplomaat.

Lees ook:

Linda Cook krijgt bijna 8,5 miljoen van Shell

Shell schroeft productie op

Analyse Jeroen de Boer: Haalt Shell 2020 met Voser?

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl