Bijna drie maanden moest president Obama machteloos toezien hoe dag na dag
miljoenen liters olie de Golf van Mexico instroomden. De
hoofdverantwoordelijke, het Britse energieconcern BP, fungeerde als kop van
jut, maar bleef onmisbaar voor het vinden van een oplossing voor de grootste
olieramp uit de Amerikaanse geschiedenis.

De Amerikaanse kritiek op BP had de afgelopen maanden vaak een bijtend
karakter – zo liet Obama zich op tv-zender NBC
ontvallen dat hij op zoek was naar "ass to kick". Wat In
Groot-Brittannië leidde tot protesten over ongecontroleerde BP
bashing.

Tegen deze achtergrond legt de nieuwbakken Britse premier David Cameron
dinsdag 20 juli een bezoek af aan Washington. Cameron zal al zijn
diplomatieke souplesse moeten aanwenden, als hij met president Obama en
leden van het Amerikaanse Congres spreekt.

Anti-buitenland?
Maar valt de VS nu met recht een xenofobe houding aan te wrijven tegen
buitenlandse bedrijven? Eerder dit jaar ging het er immers ook stevig aan
toe, toen het Japanse autoconcern Toyota zich gedwongen zag wereldwijd
miljoenen wagens te controleren wegens mogelijke problemen met gas- en
remsystemen.

Zakenkrant The
Wall Street Journal
meldde afgelopen week dat de regen van klachten die
Toyota in de VS over zich heen kreeg, in ieder geval deels onterecht is
gebleken, en valt terug te voeren op besturingsfouten die Amerikaanse
automobilisten zelf hebben gemaakt.

Zowel voor BP als Toyota geldt dat hun problemen Amerikaanse rivalen direct in
de kaart hebben gespeeld. Voor olie- en gasgigant ExxonMobil komt de
verzwakking van BP niet slecht uit, nu het steeds lastiger wordt voor
westerse concerns om toegang te krijgen tot makkelijk winbare olie in het
Midden-Oosten.

Voor de kwakkelende Amerikaanse autoreuzen General Motors, Chrysler en Ford is
het mooi meegenomen dat de ongenaakbare status van Toyota een deuk heeft
opgelopen.

Harde strafcultuur
Daarmee is echter niet gezegd dat de Verenigde Staten buitenlandse bedrijven
die in de fout gaan, onevenredig hard aanpakken. Het land kent een open
bedrijfscultuur, waarin ondernemingen veel vrijheid wordt gegund. Tegelijk
is er een lange traditie van hard straffen en corrigerende wetgeving, als
bedrijven over de schreef gaan.

De recente geschiedenis kent tal van voorbeelden. De boekhoudschandalen van
energiehandelaar Enron en telecombedrijf Worldcom uit de jaren 2002 en 2003,
leidden tot gevangenissstraffen van meer dan twintig jaar voor
topbestuurders Jeffrey Skilling en Bernie Ebbers.

En in de nasleep van de kredietcrisis nam het Amerikaanse Congres afgelopen
week een grensverleggende financiële wet aan. Die regelt onder meer dat de
handel in complexe kredietproducten zoveel mogelijk op beurzen gaat
plaatsvinden, en de kapitaalbuffers voor financiële instellingen verplicht
worden verhoogd.

Als het moet, dan durven Amerikanen wel degelijk in eigen vlees te snijden.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl