Amsterdammers mogen hun eigen woning vanaf volgend jaar nog hooguit dertig dagen per jaar verhuren aan toeristen. Nu mag dat nog zestig dagen per jaar.
Het college van burgemeester en wethouders verwacht dat door verdere beperking van die termijn “de overlast van toeristen in sommige buurten sterk zal verminderen”, motiveert verantwoordelijk wethouder Laurens Ivens het besluit.
Het wordt volgens Ivens door de nieuwe regels, die ingaan op 1 januari 2019, “steeds onaantrekkelijker om je woning als verdienmodel te gebruiken”.
De vakantieverhuur door particulieren heeft een grote vlucht genomen via online platforms als Airbnb. Volgens de gemeente is het aantal woningen dat op deze manier wordt verhuurd gestegen van circa 4500 in 2013 tot 22.000 vorig jaar. In woonwijken geeft dit soort verhuur overlast.
Er zijn steeds meer verhalen van klagende buurtbewoners die het gehad hebben met de dronken, luidruchtige toeristen. Ook zou Airbnb ervoor zorgen dat er minder koopwoningen beschikbaar zijn – en de huizenmarkt in steden als Amsterdam is al ongelooflijk krap.
Rechterlijke uitspraak over vakantieverhuur
Het stadsbestuur denkt al langer na over maatregelen en voelt zich gesterkt door een recente rechterlijke uitspraak over vakantieverhuur. In die zaak oordeelde de rechter dat tijdelijke vakantieverhuur een vorm is van woningonttrekking, het verkleinen van de woningvoorraad van de stad, en dat mag niet zomaar.
Aan de andere kant wordt aan vakantieverhuur geld verdiend, zowel door de verhuurders zelf als door de plaatselijke ondernemingen waar toeristen hun geld uitgeven, zoals de horeca.
Uit onderzoek in opdracht van de gemeente bleek eerder dat de 'bezoekerseconomie' jaarlijkse 224 miljoen euro oplevert en 76 miljoen euro kost aan zaken als handhaving en reiniging. Wie zijn woning verhuurt, moet dat melden aan de gemeente.
Airbnb becijferde eind vorig jaar dat inperking naar dertig dagen ervoor zorgt dat gastheren en -vrouwen jaarlijks 12 miljoen euro mislopen en plaatselijke ondernemingen 31 miljoen euro.