1)Hoezo record?
Voor een vat ruwe, Amerikaanse olie van 159 liter – een zogeheten barrel –
werd woensdag 80,18 dollar neergeteld. Een historisch record. Toch zegt dit
niet alles. Sinds de oliecrisis van 1979 zijn de prijzen van andere
goederen, net als de inkomens, veel sneller gestegen. Relatief is olie
minder duur geworden. Pas als de olieprijs meer dan honderd dollar per vat
bedraagt, is de pijn even groot als in de jaren zeventig. Nog even te gaan
dus.
2)Dure euro helpt
Ruwe olie wordt afgerekend in dollars. Als de euro meer waard wordt, kan olie
goedkoper worden ingekocht. Dat verzacht de pijn van de hogere olieprijs. De
afgelopen twee jaar klom de olieprijs 25 procent. Tegelijk werd de euro
viertien procent meer waard dan de dollar. De inkoop van ruwe olie werd
daardoor voor landen uit de eurozone slechts zo’n elf procent duurder.
3)Olie minder belangrijk
De dienstensector is in westerse geïndustrialiseerde landen de afgelopen
decennia flink gegroeid. Hierdoor en door efficiënter gebruik van energie is
de zogenoemde energie-intensiteit in westerse landen afgenomen. De economie
van de 25 landen van de Europese Unie is tussen 1990 en 2003 met ongeveer 30
procent gegroeid, terwijl de energieconsumptie tien procent steeg. Het
energieverbruik per eenheid economische waarde daalde zodoende met ongeveer
15 procent.
Dit neemt niet weg dat olie op korte termijn niet valt weg te denken. Het
Amerikaanse energieagentschap EIA schat dat het aandeel van olieproducten in
het wereldwijde energieverbruik tussen 2004 en 2030 slechts licht daalt, van
38 procent naar 34 procent. Zeker in de vervoerssector zijn de alternatieven
op korte termijn beperkt.
4)Geen acuut tekort
Olie raakt niet plotseling op. De voorraden waarvan wordt aangenomen dat ze
echt in de grond zitten, bedragen volgens het gezaghebbende vakblad Oil &
Gas Journal 1.317 miljard vaten. Tussen nu en 2030 zal de olieproductie naar
schatting stijgen van 85 miljoen vaten per dag tot 120 miljoen vaten per
dag. Daarmee zou er voor minstens dertig jaar voldoende olie moeten zijn.
Wel is het zo dat de makkelijke winbare olie in het westen langzamerhand op
begint te raken. De olievelden van het Amerikaanse vasteland en de Noordzee
raken langzaam maar zeker uitgeput. Circa tweederde van de resterende
olievoorraden is in handen van Opec, de landenclub die wordt aangevoerd door
Saudi-Arabië en andere oliestaten uit het Midden-Oosten. Ofwel: de westerse
afhankelijkheid van oosterse olie neemt toe.
5) Ondoorzichtige staatsolie
De grootse olieproducenten ter wereld zijn Saudi-Arabië en Rusland, die elk
circa 10 miljoen vaten per dag oppompen. Probleem voor westerse afnemers is
dat de olie-industrie in deze landen wordt gecontroleerd door overheden die
niet gediend zijn van pottenkijkers. Sommige experts twijfelen eraan dat
Saudi-Arabië werkelijk een voorraad van 262 miljard vaten heeft, zoals het
land al jaren beweert.
Meer van direct belang is de vrees dat Rusland en Saudi-Arabië te weinig
investeren in het productieklaar maken van nieuwe olievelden, zodat ze
wellicht binnen enkele jaren de snel stijgende vraag uit China niet meer
kunnen bijbenen.
6)Kraan open, kraan dicht
Het gebrek aan zekerheid over investeringen en voorraden, schept veel ruimte
voor speculatie. Berichten over een tijdelijke daling van de oliebuffers die
opgeslagen liggen in tanks in de Verenigde Staten en Europa, zorgt al snel
voor onrust op de markt.
Belangrijk in dit spel is ook de reservecapaciteit van Opec, ofwel het
vermogen van vooral Saudi-Arabië om de oliekraan verder open te draaien.
Volgens het Europese energie-agentschap IEA kan Opec op korte termijn zo'n
drie miljoen vaten per dag extra bijpompen. Een groot olieland als Iran
produceert bijna vier miljoen vaten per dag. Vandaar dat oliehandelaren op
scherp staan als de Verenigde Staten en Iran elkaar voor rotte vis uitmaken.
7)Krapppe raffinage
Ruwe olie wordt in raffinaderijen omgezet in motorbrandstoffen. De mondiale
raffinagecapaciteit is al enkele jaren krap. Beetje bij beetje beginnen
oliemaatschappijen te investeren in de uitbreiding van raffinaderijen, maar
het duurt naar verwachting nog enkele jaren voor dat merkbaar wordt. Daarom
letten waarnemers niet alleen op de markt voor ruwe olie, maar ook de op de
benutting van raffinaderijen en in het verlengde daarvan de voorraden van
benzine, diesel en andere eindproducten.
8) Ook gasrekening hoger
Duurdere ruwe olie zorgt, met enige vertraging voor duurdere benzine en
diesel. In Nederland is ook de prijs van aardgas aan de olieprijs gekoppeld.
Consumenten voelen een prijsstijging van olie na enige tijd dubbel in de
portemonnee. Niet alleen tanken kost meer, ook de gasrekening valt hoger
uit.
9) Kassa voor Bos
Voor minister Bos van Financiën heeft de hoge olieprijs een prettig
bijkomstigheid. De olieprijs trekt de prijs van aardgas mee en dat betekent
kassa voor de Nederlandse staat. Die ziet de opbrengst van
energiebelastingen stijgen. En verder krijgt de staat extra geld binnen
omdat ze participeert in de aardgaswinning. Zo neemt de Nederlandse staat
neemt voor veertig procent deel in de Maatschap Groningen, die de grote
gasbel in Slochteren exploiteert.
In 2006 bedroegen de totale aardgasbasten 9,9 miljard euro. Het Centraal
Planbureau rekent voor 2007 met een olieprijs van 63 dollar per vat. Als die
de komende maanden hoger uitvalt, levert dat al gauw honderden miljoenen
extra op.
10)Economische dip
In geval van een echte oliecrisis keert de wal het schip. Belandt de economie
door stijgende energieprijzen in een dip, dan zakt ook de vraag naar olie en
aanverwante producten. Die lagere vraag doet de olieprijs doorgaans hard
kelderen. Einde crisis.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl