- Bij de belastingaangifte 2019 betaal je over spaargeld, beleggingen en een vakantiehuisje vermogensbelasting in box 3. Er geldt wel een vrijstelling van 30.360 euro per persoon.
- Peildatum voor spaargeld en beleggingen is de waarde op 1 januari 2019. Voor een vakantiehuis geldt de waarde op 1 januari 2018.
- Van vermogen mag je eventuele schulden aftrekken, maar voor de aftrek van schulden geldt een drempel van 3.100 euro.
Over spaargeld en beleggingen moet je vermogensbelasting betalen in box 3 van de inkomstenbelasting. Maar er zijn ook enkele interessante aftrekposten, zoals schulden en groene beleggingen. Welke aftrekposten mag je in mindering brengen op je vermogen bij de belastingaangifte 2019?
De waarde van je vermogen in Nederland en het buitenland, zoals spaargeld en beleggingen, moet je aangeven in box 3: inkomen uit sparen en beleggen. Je betaalt geen belasting over het werkelijke rendement over je vermogen (zoals ontvangen spaarrente of eventuele beleggingswinsten), maar over een door de overheid vastgesteld fictief rendement.
De Belastingdienst hanteert drie verschillende schijven, met elk een ander fictief rendement. Hoeveel je moet betalen hangt af van de omvang van je vermogen: wie meer heeft, betaalt per saldo ook meer.
Box 3: 30.360 euro van je vermogen is vrijgesteld
De eerste 30.360 euro (of het dubbele bij fiscaal partnerschap) is vrijgesteld van vermogensbelasting. Kwam het saldo van bezittingen en schulden op 1 januari 2019 boven deze drempel uit, dan moet je over het restant vermogensbelasting betalen.
Je mag zelf weten hoe je de waarde van het gezamenlijke vermogen van jou en je fiscaal partner op je aangifte verdeelt, zolang alles maar is opgegeven.
- Over de eerste 71.650 euro aan vermogen boven de vrijstelling betaal je per saldo 0,58 procent belasting (30 procent over een forfaitair rendement van 1,94 procent).
- Over het vermogen hierboven (tot 978.000 euro) moet je 1,34 procent afrekenen.
- Het vermogen daarboven wordt belast met 1,68 procent.
Let op de peildatum
Bij de aangifte voor de vermogensbelasting moet je altijd de waarde aan het begin van het kalenderjaar opgeven. Bij je aangifte over 2019 moet je dus kijken naar de waarde van je vermogen op 1 januari 2019. Neem dus niet de waarde mee van 31 december van dat jaar!
Vermogen van de kinderen telt ook mee in box 3
Heb je minderjarige kinderen, dan moet je belasting betalen over hun vermogen. Dit geldt alleen voor kinderen die op 1 januari 2019 nog geen 18 jaar waren. Meerderjarige kinderen moeten zelf belasting betalen over hun vermogen, mits dat uitkomt boven het heffingsvrije vermogen van 30.360 euro.
Was je in heel 2018 gescheiden en staan jij en je ex-partner niet op hetzelfde adres ingeschreven, dan moet elke ouder de helft van de bezittingen en schulden van de kinderen aangeven.
… net als je vakantiehuisje
Behalve het saldo op spaar- en beleggingsrekeningen valt ook de waarde van een vakantiehuisje als vermogen in box 3. Let wel goed op de waardepeildatum. Anders dan bijvoorbeeld bij je spaartegoeden of beleggingen moet dit 1 januari van het jaar vóór het jaar van aangifte zijn: dus 1 januari 2018 (en niet 1 januari 2019).
Staat de woning in Nederland, dan moet je de WOZ-waarde met waardepeildatum 1 januari 2018 opgeven. Staat je vakantiewoning in het buitenland, dan geldt de waarde in het economisch verkeer in onbewoonde staat; eveneens van 1 januari 2018.
Verhuur je een huis in afwachting van een koper, dan moet je ook de waarde van die woning opgeven in box 3. Maar dan niet in de categorie ‘tweede woning’, maar in de subgroep ‘overige onroerende zaken’. Ook hiervoor geldt als waardepeildatum 1 januari 2018.
… en uitstaande vorderingen
Geld dat je hebt uitgeleend moet je eveneens opgeven als vermogen in box 3. Denk bijvoorbeeld aan een schenking op papier.
Contant geld en cadeaubonnen
Het is de vraag of veel Nederlanders dit doen, want het is lastig te controleren. Maar wist je dat je ook contant geld en cadeaubonnen moet opgeven? Hiervoor geldt wel een vrijstelling van 534 euro (of het dubbele als je een fiscaal partner hebt). Alleen de bedragen die hier bovenuit komen moet je opgeven.
Belastingaangifte: vergeet de waarde van cryptomunten niet
Bezit je bitcoins of andere cryptomunten? Dan moet je ook hiervan de waarde opgeven per 1 januari 2019. Dit is behoorlijk complex, aangezien de koersen op één dag behoorlijk kunnen fluctueren. Bovendien zijn er koersverschillen tussen diverse cryptofora. Om discussies te voorkomen eist de fiscus dat je de koers hanteert op de cryptobeurs waar je handelt.
De opbrengst van het minen van cryptomunten hoef je in principe niet aan te geven, omdat de kosten voor het minen vaak zo hoog zijn, dat je er nauwelijks profijt van hebt. Maar is de opbrengst toch hoger dan de kosten, dan moet je de inkomsten opgeven in box 1 als ‘inkomsten uit overige werk of winst uit onderneming’. Dit gebeurt echter zelden.
Ben je benieuwd hoe het precies zit met de verschillende fiscale boxen voor cryptomunten? Lees dan dit artikel. Uitgebreide informatie over het belastingregime rond cryptomunten vind je in dit artikel.
Appartement? Neem aandeel in vermogen VvE mee
Heb je een koopappartement en ben je lid van een Vereniging van Eigenaren (VvE), dan moet je ook jouw aandeel in het vermogen van de VvE opgeven. Dit vermogen wordt gebruikt om bijvoorbeeld het gebouw en een eventuele lift te onderhouden en schoon te maken. Hiervoor moet je de waarde per 1 januari 2019 opgeven.
Tegoed persoonsgebonden budget
Maak je aanspraak op een persoonsgebonden budget? Dan moet je het tegoed dat op 1 januari 2019 op je rekening stond aangeven onder het kopje ‘bank- en spaartegoeden’.
Behalve als het bedrag betrekking had op een ander belastingjaar. Gaat het om een restant uit 2018 dat je nog terug moest betalen of dat later is verrekend, dan geldt dat als schuld en mag je dat dus van je vermogen aftrekken.
Dit hoef je niet op te geven in box 3
Rente die je op je spaarrekening wel hebt opgebouwd, maar nog niet is bijgeschreven hoef je niet op te geven. Alleen je werkelijke banktegoed telt.
Ook gewone spullen, zoals een auto of de inventaris, hoef je niet bij je vermogen in box 3 op te tellen. Dit geldt eveneens voor kunstvoorwerpen, tenzij deze als belegging zijn bedoeld.
Als een van je ouders is overleden en jij een vordering op de overgebleven ouder hebt die niet opeisbaar is, moet deze langstlevende ouder inkomstenbelasting betalen over de hele nalatenschap. Jijzelf hoeft deze bezittingen dus niet aan te geven in box 3. De overgebleven ouder mag de schuld aan jou helaas niet opgeven in box 3.
Hoe zit het met de en/of rekening?
Heb je een en/of rekening, dan hangt het af van de relatie met de andere rekeninghouder welke waarde je opgeeft. Deel je de rekening met je fiscale partner, dan moet je allebei het volledige saldo opgeven.
Deel je de rekening met iemand anders, bijvoorbeeld je moeder, dan moet je alleen het deel van de rekening aangeven dat van jou is: het bedrag dat je zelf hebt op de rekening hebt gezet of dat een ander voor jou heeft gestort.
Groene beleggingen? Extra fiscaal voordeel
De Belastingdienst komt beleggers tegemoet, als ze geld steken in door de fiscus erkende fondsen die investeren in projecten voor milieubescherming. Daarvoor geldt een aparte vrijstelling op de vermogensbelasting en een aanvullende heffingskorting.
De vrijstelling bedraagt 58.540 euro (of het dubbele als je een fiscaal partner hebt). Je hoeft alleen belasting te betalen als de waarde van deze beleggingen boven dit bedrag uitkomt.
Daarnaast krijg je een korting op de te betalen inkomstenbelasting van 0,7 procent over het saldo op deze groenrekening tot 58.540 euro (of het dubbele bij fiscaal partnerschap).
Ben je benieuwd welke beleggingen hieronder vallen? Check het in dit overzicht van de Belastingdienst.
Schulden in box 3
Van je vermogen in box 3 mag je eventuele schulden aftrekken. Dit kunnen verschillende soorten schulden zijn, zoals een lening voor een auto, roodstand bij de bank, toeslagen die je moet terugbetalen, erfbelasting die je nog verschuldigd bent of een schuld door een schenking op papier.
Ook studieschulden mag je aftrekken van je vermogen in box 3, behalve als de schuld nog kan worden omgezet in een gift. De rente over een studieschuld is helaas niet aftrekbaar in box 1.
Ook een schuld voor de financiering van een vakantiehuisje mag je in mindering brengen op je vermogen. Dit geldt eveneens voor een hypotheekschuld die je niet in box 1 mag aftrekken, omdat het geen eigenwoningschuld is. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als je een huis hebt gekocht dat nog in aanbouw is en waarin je niet binnen drie jaar zal intrekken.
Maar er geldt wel een drempel
Voor schulden geldt wel een niet-aftrekbare drempel van 3.100 euro of het dubbele als je een fiscaal partner hebt. Heb je weinig schulden, dan vis je dus helaas achter het net. Is bijvoorbeeld een roodstand van 100 euro je enige schuld, dan mag je dat dus niet in mindering brengen op je vermogen.
… bovendien mag je niet elke schuld aftrekken
Niet alle schulden mag je in mindering brengen op je vermogen. Zo mag je – zoals in een eerder artikel is aangegeven – betaalde kinderalimentatie niet opgeven als schuld in box 3.
Ook belastingschulden vallen er over het algemeen buiten, met uitzondering van verschuldigde erfbelasting. Een belastingschuld van een voorlopige aanslag is onder voorwaarden wel aftrekbaar.
Een hypotheekschuld voor het huis waar je woont geef je niet op in box 3, maar in box 1.
Ook ondernemingsschulden en lopende termijnen van schulden met een looptijd korter dan één jaar mag je niet in mindering brengen op je box 3-vermogen. Hetzelfde geldt, zoals hierboven is besproken, voor schulden aan je kind die niet opeisbaar zijn, omdat je na het overlijden van je partner alleen bent overgebleven.