Icesave is de naam van een IJslandse internetbank, die vanaf mei 2008 in
Nederland actief is geweest met hoge spaarrentes. In oktober van dat jaar
viel Icesave om, op het hoogtepunt van de kredietcrisis.

IJslandse expansie
Icesave opereert vanaf 2006 als internetbank met lage kosten en scherpe
spaarrentes in het Verenigd Koninkrijk. In mei 2008 volgt de introductie in
Nederland.

Achter het spaarmerk Icesave zit Landsbanki, één van de drie grootbanken die
IJsland rijk is.

IJslandse banken maken vanaf 2003, als het bankwezen vergaand wordt
geliberaliseerd, een stormachtige expansie door. Grootbanken Landsbanki,
Kaupthing en Glitnir halen aanvankelijk eenvoudig geld op met de uitgifte
van schuldpapier op kapitaalmarkten. Daarmee worden binnen- en buitenlandse
investeringsprojecten gefinancierd.

Stork
Landsbanki is in 2007 onder meer betrokken bij de opdeling van het
Nederlandse industrieconcern Stork, waarbij Stork zijn slachtmachinebedrijf
verkoopt aan het IJslandse visconcern Marel.

In de loop van 2007 en 2008 krijgen IJslandse banken meer moeite om geld op te
halen op kapitaalmarkten, als de crisis rond Amerikaanse subprimehypotheken
financiële markten huiverig maakt.

Alternatief voor lenen bij beleggers is het ophalen van spaargeld bij
particulieren en bedrijven. Binnen IJsland, dat circa 300 duizend inwoners
telt, zijn de mogelijkheden beperkt. Dus ontwikkelt Landsbanki plannen om
spaardochter Icesave, naast Engeland, ook in andere Europese landen te
introduceren.

IJsland maakt deel uit van de Europese Economische Ruimte, zodat Landsbanki
zonder veel moeite een bijkantoor kan openen in Nederland.

In september 2007 merkt de Nederlandse toezichthouder DNB (De Nederlandsche
Bank) dat Landsbanki serieus actief wil worden op de Nederlandse spaarmarkt.
De IJslandse bank dient een verzoek in om te mogen deel nemen aan het
Nederlandse garantiestelsel voor spaarders.

Spaargarantie Icesave
Landsbanki wil alleen in Nederland starten met Icesave, als het op gelijke
voet kan opereren met andere banken op de Nederlandse spaarmarkt.

Als buitenlands bijkantoor van Landsbanki valt Icesave hoofdzakelijk onder de
IJslandse toezichthouder FME. Dit betekent ook dat het IJslandse
garantiestelsel de eerste 20.877 duizend euro aan spaargelden moet dekken,
als Landsbanki/Icesave omvalt.

Het Nederlandse vangnet voor spaarders biedt begin 2008 een hogere dekking bij
faillissement dan IJsland. In totaal wordt in Nederland 38 duizend euro aan
spaargeld gegarandeerd. Voor de geloofwaardigheid van Icesave is het
cruciaal dat Nederland meedoet aan ‘topping up’. Dat wil zeggen:
spaarbedragen tussen de 20 en 40 duizend euro garandeert, bovenop de
IJslandse dekking. Anders zullen Nederlandse spaarders de IJslandse bank
niet makkelijk vertrouwen.

Toestemming met tegenzin
Hoewel de toezichthouder DNB niet staat te trappelen om spaargelden van
Icesave bij het Nederlandse depositogarantiestelsel onder te brengen, zien
juristen van DNB in de lente 2008 geen mogelijkheid om Landsbanki/Iceseve
tegen te houden.

Een medewerker van DNB uit in een interne e-mail in mei 2008 expliciet zijn
zorgen over de risico’s Nederland loopt met Icesave, maar dat leidt niet tot
een afwijzing. In een evaluatie
van medio 2009, acht maanden na de val van Icesave, suggereren hoogleraren
Edgar du Perron en Adrienne de Moor dat DNB minder wilwillend had kunnen
optreden tegenover Icesave. DNB betwist dit.

Vliegende start
Op 29 mei 2008 opent
Icesave
zijn internetloket in Nederland, met een variabele spaarrente
van vijf procent, de top van de markt. Vooraf heeft Landsbanki bij DNB
aangegeven circa een half miljard euro aan spaargeld te willen aantrekken in
2008. Harde afspraken over een limiet worden niet gemaakt.

In juli 2008 uit Rabobank-topman Bert Heemskerk harde kritiek op buitenlandse
spaarbanken, die met hoge rentes klanten lokken, terwijl Nederlandse banken
ervoor opdraaien als ze omvallen. Op Icesave heeft dat weinig effect. De
IJslandse bank groeit als kool. Begin augustus 2008 zijn er al 85 duizend
spaarrekeningen geopend, waarop in totaal één miljard euro is gestort.

De Nederlandse toezichthouder DNB begint zich in de zomer van 2008 grote
zorgen te maken over de risico’s die Icesave meebrengt. De geluiden over de
wankele staat van de IJslandse economie nemen toe. Maar formeel kan DNB niet
veel doen.

Volgens de Europese regels kijkt de toezichthouder in het thuisland naar de
algehele stabiliteit van een moederbank. In het geval van Icesave is dat
Landsbanki, die eerst en vooral te maken heeft met de IJslandse
toezichthouder FME. De Nederlandsche Bank (DNB) mag zich formeel alleen
bemoeien met de liquiditeitspositie van bijkantoor Icesave. Ofwel: het
vermogen van Icesave om op korte termijn aan de verplichtingen te voldoen.
Daar valt lange tijd weinig op aan te merken.

In augustus en september 2008 klopt DNB toch diverse keren aan bij de IJslanse
toezichthouder FME. DNB wil dat Icesave stopt met het aantrekken van nieuwe
spaargelden. De eerder afgesproken limiet is van een half miljard euro is
dan allang overschreden. Moerdebedrijf Landsbanki weigert, omdat een
dergelijke actie een bankrun zou kunnen uitlokken.

Landsbanki krijgt steun van de IJslandse toezichthouder FME. Die geeft, aldus
de uitleg van de Nederlandse toezichthouder, steeds geruststellende
informatie over Landsbanki. DNB-bestuurder Arnold Schilder stelt achteraf,
in februari 2009, dat de IJslandse toezichthouder hem simpelweg heeft
voorgelogen.

Pas op 8 september 2008 verneemt Wellink van zijn evenknie bij de IJslandse
centrale bank, tijdens een bijeenkomst in Basel, dat de IJslandse banken wel
degelijk in de problemen zitten.

Implosie
Op zes en zeven oktober 2008 gaat het mis met Landsbanki en dochter Icesave.
Drie weken na de val van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers stort het
IJslandse financiële systeem in. Icesave blokkeert de spaarrekeningen in
Nederland en Groot-Brittannië.

Onmiddellijk ontstaat verwarring over de afwikkeling van de spaargaranties.
Officieel dekt het IJslandse garantiestelsel de eerste 20.877 euro van
Nederlandse Icesave-spaarders. Maar IJsland kampt met een totale financiële
implosie. Die komt hard aan in het land waar de banksector een omvang van
negen keer het bruto binnenlands product (circa 11,5 miljard euro in 2009)
heeft.

IJsland besluit, tot woede van Nederland en Groot-Brittannië, om alleen
binnenlandse spaartegoeden te compenseren. Nederlandse en Britse klanten van
Icesave dreigen achter het net te vissen.

Minister Bos verhoogt op 7 oktober 2008 de algemene spaargarantie in Nederland
van 38 duizend euro tot honderduizend euro, maar laat Icesave-spaarders
aanvankelijk in het ongewisse over de eerste 20.877 euro die ze hebben
uitstaan.

Binnen een week stelt
DNB
het Nederlandse depositogarantieregeling in werking. Minister Bos
zegt toe, om de onrust weg te nemen, dat Icesave-spaarders hun tegoeden tot
een ton in ieder geval terug krijgen. Vraag die rest: wie betaalt de
rekening van de IJslandse spaargarantie?

In december 2008 besluit Bos de schuld van IJsland voor te schieten. Nederland
stelt een lening
van 1,3 miljard euro
beschikbaar aan IJsland. Hiermee neemt Nederland de
kosten van de IJslandse spaargarantie voor Icesave op zich, in de hoop dat
IJsland op termijn terug betaalt.

Nederlanders die meer dan een ton op hun Icesave-spaarrekening hadden staan,
zijn het bedrag boven de 100 duizend euro kwijt en moeten wachten of er nog
voldoende geld in de failliette boedel van Landsbanki zit.

Nasleep
De Icesave-lening leidt tot grote onvrede onder de IJslandse bevolking, die
zich bedonderd voelt door gokkende bankiers en geen zin heeft om de last van
de Icesave-schuld te dragen.

Desondanks bereiken de IJslandse, Britse en Nederlandse regering op 6 juni
2009 een akkoord over de voorwaarden van het terugbetalen de 3,8 miljard
euro. Het IJslandse parlement gaat akkoord, maar stelt aanvullende
voorwaarden.

De volksvertegenwoordigers willen dat de terubetaling wordt gekoppeld aan de
economische groei. Ook moet de schuld, als het IJsland niet lukt om de
schuld voor 2024 terug te betalen, na een aantal jaar worden
kwijtgescholden.

Nederland en Engeland gaan niet akkoord met de aanvullende eisen. Zowel in
Engeland als Nederland gaan geluiden op om IJsland tot een akkoord te dwingen
door zonodig IMF-noodleningen aan het land tegen te houden.

Er moet derhalve opnieuw onderhandeld. In oktober 2009 sluit Nederland wederom
een akkoord met de IJslandse regering over de afbetaling van de lening,
inclusief 5,55 procent rente. Weer krijgt het land tot 2024, maar van
kwijtschelding is geen sprake meer.

Ook deze tweede regeling stuit op verzet in IJsland, al zijn er ook IJslandse
economen
die schatten dat IJsland 90 procent van de Icesave-schuld kan
terugbetalen via de boedel
van Landsbanki.
De restschuld die IJsland moet terugbetalen wordt
geschat op drie tot vierhonderd miljoen euro.

Eind 2009 gaat het IJslandse parlement, de Althing, nipt akkoord met de nieuwe
betalingsvoorwaarden voor de Icesave-schuld aan Nederland en
Groot-Brittannië. In totaal gaat het om 3,8 miljard euro. Op 5 januari 2010
weigert de IJslandse president
Olafur Ragnar Grimsson echter de
Icesave-wet te ondertekenen.

Terwijl een referendum over de Icesave-schuld wordt voorbereid, treedt de
IJslandse regering opnieuw in overleg met Nederland en Groot-Brittannië.
Besprekingen over aanpassing van de rente-condities lopen echter vast. Op 6
maart 2010 wijst de IJslandse bevolking het voorlopige Icesave-akkoord per
referendum af.

Aan het eind van de zomer wordt opnieuw onderhandelt. In december 2010 sluiten
Nederland, Groot-Brittannië en IJsland opnieuw een principe akkoord. De
einddatum waarop het geld moet zijn terugbetaald wordt doorgeschoven naar
2046, maar van kwijtschelding kan geen sprake zijn. Wel wordt de jaarlijkse
terugbetaling gemaximaliseerd op een percentage van de economische groei.
Grootste overwinning voor IJsland is de rente die het moet betalen. Aan
Nederland is dat 3 procent.

Het IJslandse parlement stemde op 16 februari voor het nieuwe akkoord (44
stemmen voor en zestien tegen. Drie leden onthielden zich van stemming).
Vier dagen later, op zondag 20 februari, weigerde de IJslandse president
Olafur Grimsson opnieuw de wet te tekenen. Een tweede referendum werd
daardoor onvermijdelijk. Op zaterdag 9 april stemde werderom een meerderheid
van de IJslanders tegen.

De zaak wordt nu waarschijnlijk voorgelegd aan een speciale rechtbank
van de Europese Vrijhandelsassociatie, de club van landen bestaande uit
IJsland, Noorwwegen, Zwitserland en Liechtenstein die een vrijhandelsverdrag
met de Eurpese Unie hebben getekend.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl