Flexwerkers en zzp’ers maakten in 2019 samen 34 procent uit van de werkende bevolking.
Bij flexwerkers zoals uitzendkrachten en mensen met tijdelijke contracten is sinds 2018 sprake van een licht dalende trend.
Het aandeel van zzp’ers onder de werkende bevolking is al een aantal jaren stabiel op ongeveer 12 procent.
Sinds het begin van deze eeuw is de Nederlandse economie steeds meer gaan leunen op flexwerkers. Maar die trend lijkt te keren, zo blijkt uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In 2018 en 2019 is het aantal flexwerkers als percentage van de werkende bevolking licht gedaald.
Het CBS noemt iedereen die loon ontvangt van een werkgever, maar geen vast contract in loondienst heeft, een flexwerker. Daarnaast is er de groep zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) die de status heeft van ondernemer voor de Belastingdienst.
Flexwerkers een zzp’ers maakten in 2019 samen 34 procent uit van de werkende bevolking, blijkt uit de cijfers van het CBS.
In de onderstaande tabel geeft het statistiekbureau nog een onderverdeling van soorten flexwerkers. Daarbij is er veel variatie in de duur van tijdelijke contracten, aantallen uren en mensen die op uitzendbasis of als oproepkracht werken.
Kijk je naar de de ontwikkeling van enerzijds de groep flexwerkers en anderzijds het aantal zzp'ers, dan ziet de trend sinds het begin van deze eeuw er als volgt uit.
Sinds 2003 is het aantal flexwerkers gestegen van 14 procent van de werkenden naar 22,7 procent in 2017. Sindsdien is sprake van een lichte daling. In 2019 was 21,5 procent van de werkenden een flexibele arbeidskracht.
Ook het aandeel van zzp'ers onder de werkenden is toegenomen, van 8,1 procent van de werkenden in 2003 tot 12,3 procent in 2019. Sinds 2016 is sprake van een min of meer stabiel aandeel van zzp'ers onder de werkende bevolking.
[activecampaign form=30]