De gemiddeld betaalde BPM-belasting op nieuwe benzineauto’s is sinds 2012 met meer dan de helft gestegen. Bij dieselauto’s steeg de afgedragen aanschafbelasting zelfs met meer dan 80 procent.
Dat stelt RAI Vereniging na een analyse van de verkoopcijfers van nieuwe personenauto’s tussen 2012 en 2018.
Bedroeg de gemiddelde BPM op een benzineauto in 2012 nog 2.967 euro, zes jaar later was dat 4.643 euro. Over dieselauto’s werd in 2012 gemiddeld 4.857 euro aan bpm betaald en zes jaar later was dat 8.876 euro.
De nieuwe Europese emissietest WLTP heeft er vorig jaar voor gezorgd dat de BPM op veel auto’s verder omhoog ging. Deze emissietest kan leiden tot hogere gemeten waarden van de uitstoot van CO2. Omdat de hoogte van de aanschafbelasting BPM in Nederland is gekoppeld aan de CO2-uitstoot, kan een hogere CO2-waarde leiden tot een hogere BPM.
De stijging haaks op de belofte van het kabinet om de BPM deels af te bouwen, zegt voorzitter van de branchevereniging Steven van Eijk. “De BPM ondermijnt ons streven naar duurzame, veilige en betaalbare mobiliteit en is op termijn onhoudbaar.” Het wordt volgens hem steeds aantrekkelijker om een occasion te kopen.
Van Eijk ziet dan ook dat consumenten steeds vaker tweedehands auto's kopen, wat slecht is voor de CO2-uitstoot. Als het aan hem ligt, verandert het belastingstelsel. Volgens RAI Vereniging kan een systeem van betalen naar gebruik "grote CO2-besparing opleveren''.
Het Klimaatakkoord is volgens Van Eijck een mooi moment om het systeem op de schop te nemen.