Er zijn minder uitzendkrachten door de kredietcrisis. En de kans dat een uitzendbaan uitmondt in een vast dienstverband is kleiner geworden.

Dat blijkt uit de Uitzendmonitor, een nieuwe onderzoek dat de brancheorganisatie van het uitzendwezen ABU maandag heeft gepresenteerd.

In dit onderzoek dat in opdracht van de ABU is ontwikkeld door het onderzoekinstituut ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen, zijn gegevens van Centraal Bureau voor de Statistiek en uitkeringsinstantie UWV gecombineerd en uitvoerig geanalyseerd.

Hoewel de cijfers uit 2012 zijn, zijn de resultaten over 2013 en 2014 op hoofdlijnen vergelijkbaar, aldus ABU. Zes grafieken over uitzendkrachten.

1. Minder uitzendkrachten

Tussen 2007 en 2012 is het aantal uitzendkrachten met bijna 140 duizend gezakt.

Boosdoener is natuurlijk de economische crisis. Als bedrijven het moeilijk hebben, vliegen tijdelijke krachten er als eerste uit.

2. Verschil tussen mannen en vrouwen groeit

Meer dan de helft van de uitzendkrachten is man en dat aandeel is de laatste jaren gegroeid, zoals blijkt uit de onderstaande grafiek.

De oorzaak ligt waarschijnlijk ook hier bij de kredietcrisis, waardoor de emancipatie van vrouwen is gestagneerd en vrouwen met tijdelijke banen kwetsbaarder bleken. Dat komt onder meer naar voren uit de Emancipatiemonitor 2012 van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

3. Kwart minder jongeren doet uitzendwerk

Uitzendkrachten zijn relatief jong in vergelijking met de leeftijdsverdeling op de totale arbeidsmarkt. Ongeveer 10 procent van de werkzame beroepsbevolking is jongere, terwijl dat percentage bij de uitzendkrachten ruim vier keer zo groot is.

Het aandeel ouderen in de werkzame beroepsbevolking is daarentegen ruim twee keer zo groot als bij de uitzendkrachten.

Maar de uitzendbranche vergrijst, met name omdat er minder 15 tot 24-jarigen uitzendwerk doen. Tussen 2007 en 2012 is dat aantal met 105 duizend afgenomen, ruim een kwart minder.

Daarnaast zijn ook steeds meer 45-plussers afhankelijk van uitzendorganisaties om aan werk te komen. Gezien de demografische ontwikkelingen zal dat aantal alleen maar toenemen.

4. Minder niet-westerse allochtonen

Het aandeel allochtonen bij de uitzendkrachten is de laatste jaren stabiel gebleven. Wel is er een verschuiving te zien: meer westerse allochtone uitzendkrachten en minder niet-westerse.

5. Doorstroom: helft krijgt dienstverband

Twee derde van de uitzendkrachten blijft na een uitzendperiode aan het werk. Bijna de helft van de uitzendkrachten (47 procent) stroomt na een uitzendperiode door naar een direct dienstverband. 15 procent krijgt een vaste baan, 32 procent treedt in dienst op basis van een tijdelijk contract. Nog eens 17 procent gaat aan de slag in een volgende uitzendbaan.

doorstroom

6. Vaker in WW

Uitzendkrachten krijgen minder makkelijk een vast dienstverband. In 2007 was het volgende contract van een uitzendkracht in ruim een kwart van de gevallen een vast dienstverband. In de afgelopen jaren daalde dat naar 15 procent.

Het percentage uitzendkrachten dat na afloop van de uitzendperiode in de WW belandt, nam daarentegen toe tot 20 procent.

Lees ook

3 problemen voor de uitzendbranche

Sterkere tweedeling arbeidsmarkt: vaste baan oudere, flexwerk voor jongere

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl